De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd709 Van Jacopo Bannisio
| |
[pagina 146]
| |
om antwoord ik zo laat en met andermans hand. U moet het uzelf niet kwalijk nemen dat u mij hier in Antwerpen, toen ik spontaan op bezoek kwam, niet met meer enthousiasme hebt begroet, want u bent erg vriendelijk voor mij geweest en mijn wensen waren vervuld zodra ik degene zag die ik zo graag wenste te zien. Ik merkte toen dat het vrij brutaal van me was een man, die zoveel studeert en zo geleerd is, met de vrijpostigheid van een hoveling te durven storen, zonder het water te peilen en zorgvuldigheid te betrachten. Maar u moet dit maar eerder toeschrijven aan mijn gretigheid - die mij zelfs uit de schoot van mijn geboorteland zou hebben weggetrokken - dan aan opzet. Ik wilde namelijk hem die ik van ver als een god vereerde vanwege zijn uitmuntende geleerdheid, eindelijk eens in levende lijve zien, nu het lot het toestond. Ieder oponthoud leek mij gevaarlijk. Toen ik dus begreep dat u hier was, meende ik dat mijn wens niet vervuld kon worden als ik niet onmiddellijk naar u toe snelde. Zodra ik echter beter ben zal ik, als de zaken het toestaan, nu het u behaagt, u voor mijn vertrek uit deze streken in Leuven bezoeken, want ik wil niet dat u op dit moment, door hierheen te komen, zulke nuttige uren verspilt. Wat de joodGa naar voetnoot2. betreft of degenen die in zijn infame en verdoemde naam durven strijden met de geleerdste en beste mannen en alleen door opspraak bekendheid willen verwerven, ik denk dat niets beter is dan hen, met hun niet door enig goed werk besneden geest,Ga naar voetnoot3. te negeren en hen roemloos te laten verdwijnen in hun eigen duisternis. Uit het bewegen en aanraken van een smerige zaak kan niets anders voortkomen dan iets smerigs. Ik zal uw brieven voor Mainz en Pirckheimer doorsturen. Moge u lang en gelukkig leven, eerwaarde heer, tot voordeel en bevordering van alle wetenschappen. Antwerpen, 12 november 1517 |
|