De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd700 Aan Jacopo Bannisio
| |
[pagina 134]
| |
ik een afschuw van bijna iedere bijeenkomst. Maar Bannisio, met die geleerdheid, welsprekendheid en zo'n vriendelijk karakter, hoor je zelfs van ver te bezoeken, dat geldt niet alleen voor mij, maar voor ieder rechtschapen mens. En als u nog enige dagen in Antwerpen blijft, zal ik komen toesnellen om van uw gesprekken en uw aanwezigheid althans enige uren te genieten, als u tenminste niet door mijn onvriendelijkheid zo van mij bent vervreemd dat u nu degene die u benadert weigert wat u eerder uit eigen beweging aanbood. Ik heb het boek dat Neuenahr in Keulen heeft uitgegeven, gelezen.Ga naar voetnoot1. Ook Willibald heeft zijn boek gestuurd.Ga naar voetnoot2. Ik zie dat de strijd die ik bij uitstek uitgeblust of althans smeulend had willen zien, weer oplaait. Ik hoor dat die pestdragende ‘korrel’ die een of andere listige Satan zaaide, een boekje uitgaf waarin hij ongestraft tekeer gaat tegen alle geleerden.Ga naar voetnoot3. Dat werktuig misbruiken die verkondigers van de godsdienst om de rust van de christelijke eendracht te ondermijnen. Was hij maar jood gebleven of had hij maar, zoals zijn voorhuid, een afgesneden tong of handen! Nu bestrijdt deze satansengel in de gedaante van een engel des lichts ons onder onze eigen banier, en doet voor de besnedenen wat Zopyrus deed voor Darius, de vader van Xerxes.Ga naar voetnoot4. Ik mag sterven als u in zijn hart niet meer dan één jood vindt. Wat anders wensen die misdadige besnedenen, wat anders wenst Satan, hun vorst, dan dat op die manier de eendracht van het christenvolk wordt verscheurd? Wat een schande dat geleerden wier nagedachtenis naar mijn mening later bij het nageslacht heilig zal zijn, met een dergelijk monster de strijd aangaan, waaruit niets dan schurft, venijn en smaad kunnen voortkomen, of ze het strijdperk nu verlaten als overwinnaars of als overwonnenen. Het is Alecto, de machtigste van de furiën, die haar helse krijgstrompet laat horen, een apostel van Satan, het zaad van de duivel, het werktuig van een paar huichelaars, vermomd als voorvechter van het geloof, in waarheid een vijand, van een verderfelijke jood een nog verderfelijker christen geworden. Het is schandalig dat de verfoeilijke naam van die man in boeken van geleerden voorkomt, dat kostbare uren verloren gaan om zo'n leeghoofd van repliek te dienen! We hebben eerder een Hercules nodig, die Cacus kan overwinnen en ergens in een afgrond werpen, en wel gauw.Ga naar voetnoot5. Het is makkelijk | |
[pagina 135]
| |
schade te veroorzaken, eenmaal ontstoken vuur breidt zich uit, vergif verspreidt zich beetje bij beetje door overbrenging. Geloof me, als de keizer met dit monster zou afrekenen, zou hij een mooiere daad verrichten dan als hij de slaglinies van de Saracenen zou verpletteren. Deze vijand woedt binnen in de huizen van de christenen, en des te schadelijker omdat hij ons bestrijdt met onze wapenen en onze troepen. Als u het ermee eens bent, zal ik de rechtvaardige keizer in een brief aansporen om deze zo grote razernij in te tomen, niet met boeken,Ga naar voetnoot6. maar met de knots van Hercules. Vaarwel, zeer geleerde Bannisio. Leuven, 3 november Erasmus van Rotterdam |
|