De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdSymphorien Champier, arts, groet Erasmus, volleerd in iedere vorm van wetenschapU vraagt zich misschien af, zeer geleerde Erasmus, wat me ertoe brengt u nu te schrijven, terwijl ik dat nog nooit eerder heb gedaan. Het was altijd mijn grootste genoegen - en nu niet minder - telkens weer, bij nacht en bij dag, de bladzijden van uw vlekkeloze en volmaakte werken om te slaan,Ga naar voetnoot1. en ik informeerde dikwijls met gretigheid bij onze boekhandelaren of zij iets nieuws hadden wat uit uw werkplaats kwam: iets wat u zelf had uitgedacht, of wat u althans luister en helderheid | |
[pagina 110]
| |
had verschaft. Een boek heeft voor mij immers meer dan voldoende gewicht, als het onder uw naam verschijnt, op welke manier dan ook. Terwijl ik dus die voetsporen van u volgde,Ga naar voetnoot2. stuitte ik op een apologie, gericht tot, of liever gezegd: tegen Jacques Lefèvre d'Etaples, een man die naar mijn mening de letteren grote diensten heeft bewezen. Hoewel het werk mij erg beviel, aangezien het van u kwam, deed het me verdriet en betreurde ik het dat de twee stralendste lichten van de hele wereld en al helemaal van Frankrijk, de twee voornaamste leiders op het gebied van de letteren, over een geringe kwestie, een kwestie van nauwelijks enig belang, een kwestie waarbij je beide kanten kunt verdedigen, zo vijandig, zo listig, zo grimmig tegen elkaar tekeergingen, zo ongeremd hun beledigingen over elkaar uitspuwden, zo dodelijk venijn uitbraakten, zo bloeddorstige pennen scherpten en zo dreigend hun tanden lieten zien. Immers, naarmate uw apologieën - ik bedoel die van hem en die van u, want ik heb ze allebei tot mijn grote droefenis gelezen en herlezen -, naarmate ze verzorgder, scherpzinniger, smaakvoller van stijl zijn, des te duidelijker en openlijker laten ze zien uit welke haat, welke woede, welke razernij ze voortkwamen. En zo komt het dat ieder van u de fout van de ander probeert aan te tonen en ondertussen de ziekte van zijn eigen geest en zwarte gal tentoonspreidt; zo komt het dat zij die elkaar over en weer hulp en dekking zouden moeten bieden in het belang van de gemeenschap, elkaar hinderen en aanvallen. Dat is nu juist de listigheid van die uiterst gemene vijand van de mensheid, dat hij op een verraderlijke manier met de kleinste vonkjes de grootste branden doet ontstaan en beroemde mannen zwartmaakt met de werkelijk schaamteloze arrogantie van hun taalgebruik. En waarom? Natuurlijk om de naastenliefde te knotten of regelrecht te vernietigen, zonder welke we geen mensen zijn en we God op geen enkele wijze kunnen behagen. Lefèvre wil met Hieronymus dat vers zes van Psalm 8 zo gelezen wordt: ‘U hebt hem een weinig lager dan God geplaatst’. U leest liever ‘dan de engelen’. Naar mijn mening kan allebei zowel geschreven als gelezen worden zonder dat het fout is. Want als het een willekeurig mens betreft, zoals kennelijk de meeste interpretatoren van de achtste psalm denken, is het duidelijk dat er gelezen moet worden ‘dan de engelen’. De mens neemt namelijk in de rangorde van de schepselen de tiende plaats in, aangezien hij een samenvoegsel is van het stoffelijke en het onstoffelijke, van vergankelijke en onvergankelijke substantie, een tussengebied tussen beide naturen in, als het ware de grenslijn tussen licht en donker. Ook zijn er mensen die de interpretatie ‘dan goden’ in plaats van ‘dan engelen’ aanhouden, zoals uw vriend Reuchlin in het derde boek van De arte cabalistica, waar hij een Hebreeuws vers citeert waar het zonder twijfel goed past. God wordt in de Heilige Schrift namelijk dikwijls als engel opgevat, zoals in hoofdstuk 32 van Genesis, waar de engel | |
[pagina 111]
| |
sprekend tot Jakob zegt: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn, maar Israël, want als je stand hebt gehouden tegenover God, hoeveel te meer zul je tegenover mensen de overhand hebben.’Ga naar voetnoot3. God is hier volgens de interpretatoren de engel met wie Jakob streed. Als we dit echter, met Paulus in de brief aan de Hebreeën,Ga naar voetnoot4. op Christus willen betrekken, denken we hetzij aan Christus' hele wezen als samengesteld of, zoals men zegt, ondergeschikt, hetzij aan de mens alleen of liever aan de mensheid of de menselijke natuur die hij heeft aangenomen. Want we lezen nergens dat de ondergeschikte, dat is Christus, lager staat is dan de engelen, aangezien hij zelf het hoofd van de engelen is en heer over allen. Zelf zegt hij immers: ‘de Vader is meer dan ik’,Ga naar voetnoot5. en nooit ‘de engel is meer dan ik’. En in het credo van Anastasius zingen we: ‘gelijk aan de Vader naar zijn godheid, minder dan de Vader naar zijn mensheid’.Ga naar voetnoot6. Nergens staat: ‘minder dan de engelen’, zelfs niet naar zijn mensheid, hoewel de mensheid op zichzelf lager staat dan engelen. We nemen daarom alleen zijn mensheid in beschouwing en, zoals Jaime van Valencia, een niet onverdienstelijk interpretator van de profeet, zegt: ‘U hebt hem een weinig lager dan de engelen geplaatst door hem de zoon van een mens te maken, die kon sterven en lijden voor de mens. In het Hebreeuws staat er: “Wat is de mens dat u aan hem denkt, of de zoon van Adam dat u naar hem omziet?”Ga naar voetnoot7. Vandaar dat Christus zich altijd de zoon van een mens noemt, dat wil zeggen, zoon van Adam, omdat hij van Adam het lichaam ontving, om hem en zijn nakomelingen te bevrijden.’Ga naar voetnoot8. Verder, zoals Hugo van Sint-Victor opmerkt bij Paulus' brief aan de Hebreeën, ‘mogen we niet eenvoudigweg beweren dat hij lager staat dan de engelen. “Hij werd een weinig lager geplaatst” moet hier begrepen worden als “hij werd in een bepaald opzicht lager geplaatst”, namelijk volgens de zwakheid van het vlees en zijn lijden en dood, zoals er geschreven staat. Als hij in een enkel opzicht lager staat, volgt daaruit niet dat hij eenvoudigweg lager staat.’Ga naar voetnoot9. Tot zover Hugo. Het mag eveneens en zonder enige ongerijmdheid op deze manier worden opgevat: | |
[pagina 112]
| |
‘U hebt hem in wat mindere mate dan de engelen lager geplaatst’, alsof hij wil zeggen dat het Woord van de Vader, de Zoon van God, in alles gelijk aan de Vader, vanwege zijn aangenomen natuur of met zijn aangenomen natuur, als de enige ondergeschikte op grond van beide naturen, goddelijk en menselijk, die Christus wordt genoemd, weliswaar lager dan God is geplaatst, evenwel niet zo veel als een engel, maar een weinig minder gerekend vanaf de engelen, of liever: in wat mindere mate dan de engelen. Misschien geeft de Griekse tekst,...,Ga naar voetnoot10. meer steun aan deze opvatting, aangezien hij zelf het hoofd is van beide kerken,Ga naar voetnoot11. staande tussen God en engel, zoals de mens tussen engel en alles beneden hem staat. Aangezien beide interpretaties dus gehandhaafd kunnen worden en het woord elohim dat men aantreft in de manuscripten enkelvoudig en meervoudig kan zijn, Mag er niet tussen u beiden zo'n strijd ontbranden;Ga naar voetnoot12.
U verdient uw lof; laat hem zijn lof als beloning krijgen!Ga naar voetnoot13.
Bevordert u beiden dan, zo vraag ik u, de zaak van de letteren zoals u en hij al heel veel hebben gedaan, en laat de een met een welwillende en vreedzame bedoeling aanvullen wat de ander onaangeroerd laat. Wij allen kunnen niet allesGa naar voetnoot14. en wat u als veteraan niet weet, weet misschien een rekruut. Het ga u goed, zeer geleerde Erasmus, en beantwoord de gevoelens van uw vriend Symphorien, die u bijzonder genegen is. |
|