De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd676 Aan Alaard van Amsterdam
| |
Erasmus van Rotterdam aan de zeergeleerde Alaard van Amsterdam, professor in de vrije kunsten, gegroetHet boek dat je me stuurde, beviel me in alle opzichten buitengewoon goed om zijn eigen kwaliteiten, maar bovendien beviel het me extra omdat ik me herinner dat ik het vroeger als jongen steeds opnieuw las en er toen al van genoot. Als je enig gewicht hecht aan mijn mening: ik zie bij onze christelijke schrijvers die ook naam hebben verworven in de welsprekendheid, niets wat met zijn stijl is te vergelijken. Ongelofelijk hoe hij zich werkelijk overal een meester betoont, of het nu de ordening betreft of de verrassende overgangen, of de bijzondere openingspassage, de poort als het ware naar de bewijsvoering! Hij maakt gebruik van ieder onderdeel van het overredende genre. Nergens bij de gemeenplaatsen laat hij het afweten. Hij drijft je veeleer in het nauw en achtervolgt je met zijn argumenten, prikkelt je met zijn uitroepen, geeft je genoegen en treft je tegelijk met zijn sententies. Nog verbazingwekkender is dat zijn taalgebruik ritmisch, gestructureerd, bloemrijk is door stijlmiddelen in de trant van Isocrates, maar toch nooit gezocht of dwaas overkomt; zijn taalgebruik is vernuftig en tegelijk krachtig; nauwgezet en toch helder; nieuw, maar zonder ergerniswekkende gezochtheid; sprankelend en niettemin verheven en ernstig; retorisch en toch waarlijk christelijk; tenslotte fel en expressief en toch overal constant, zich met gelijke verdeling van krachten voortspoedend naar de eindstreep, een duidelijk | |
[pagina 106]
| |
teken van een gezonde en levendige geest. Gennadius zou bij hem iets meer het karakter van de gewijde letteren willen, als ik me niet vergis, daar hij hem een retorische stijl toeschrijft.Ga naar voetnoot1. Maar dat dit boek niet een vertaling van Rudolf Agricola betreft, blijkt al uit de stijl zelf, vooral omdat er sommige stilistische bijzonderheden in voorkomen die zelfs helemaal niet zouden kunnen teruggaan op de Griekse taal.Ga naar voetnoot2. Gennadius geeft aan dat de auteur Eucherius is, bisschop van Lyon; hij vermeldt namelijk vervolgens een brief van hem die hij aan zijn verwant Valerianus stuurde over de verzaking van de wereld en het opgeven van de studie van de heidense filosofie. Wat zou ik blij zijn als zijn andere werken nog bestonden, het boek waarin hij enkele onduidelijke passages hier en daar uit de Heilige Schrift heeft verklaard, of dat waarin hij de breedvoerige werken van Cassianus samenvat.Ga naar voetnoot3. Maar waarom het verlies van een paar boeken betreuren? Ik kan mijn tranen nauwelijks bedwingen telkens wanneer ik in lijsten van oude schrijvers zie wat een rijkdommen verloren zijn gegaan. Het verdriet neemt toe elke keer als ik bedenk wat voor dingen we tegenwoordig meestal lezen, in plaats van die verloren boeken. Daarom, mijn dierbare Alaard, kan ik alleen maar de moeite die je besteedt aan het opdiepen van de geschriften van de oude schrijvers toejuichen, vooral als zij ware geleerdheid en welsprekendheid paren aan ware godsvrucht. Moge de goedgunstigheid van de machtigen je helpen bij deze prachtige onderneming! Ik hoor trouwens dat de eerbiedwaardige Meynard Man, je verwant, abt van Egmond, zoals in alle andere zaken ook in dit opzicht het evenbeeld van de oude bisschoppen is. Verder heeft Frankrijk zelfs speciaal aan jou te danken dat het dit sieraad kan toevoegen aan zijn Hilarius, Ausonius, Paulinus, aangezien de schrijver zelf getuigt dat hij zijn vaderland gemeen heeft met Paulinus. Vaarwel en blijf jezelf gelijk. Leuven. |
|