670 Aan Jan Briart
[Leuven, ca. 16 september 1517]
Hartelijk gegroet. Waarde professor Atensis, mij is als het ware uit naam van de keizerGa naar voetnoot1. een bepaalde zaak toevertrouwd, die volgens de man die de opdracht gaf nauw verband hield met de welvaart en het behoud van de staat. Ik nam de zaak alleen op me om er over na te denken, op voorwaarde dat ik niettemin vrij zou zijn er niet op in te gaan. Als u een ogenblikje tijd kunt vinden, zou ik er graag met u over willen spreken, want ook dit werd me gevraagd te doen. Zeg me wanneer u vrij bent, vandaag of morgen, en ik zal er zijn; op het ogenblik ga ik niet zomaar het huis uit, omdat ik een verkoudheid heb. Vaarwel, zeer geleerde leraar.
Erasmus van R.