De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

665 Aan Anton Clava
Leuven, 16 september [1517]

Erasmus van Rotterdam aan Anton Clava, gegroet

Ik heb geen steen op de andere gelaten om de Fries^1. hier te houden. Maar ‘het lot staat het niet toe’,^2. hij wilde naar de onderwereld. Ook ik heb al meer dan eens spijt gehad naar Leuven te zijn gegaan, maar schaam me voor mijn wispelturigheid. Ik heb je via de Hollander^3. mijn apologie gestuurd. Kijk eens of je hem kunt opdringen aan de fraters^4. die zo weinig lijken op Hieronymus. Vaarwel, voortreffelijkste van alle beschermers, met allen die je dierbaar zijn, en doe vooral De Keysere de groeten namens mij. Ik schrijf dit terwijl ik bijna ten onder ga aan een verkoudheid.

Leuven, de dag voor Sint-Lambertus

1. Jan van Friesland.

2. Vergilius, Aeneis 6, 438, over de schimmen van hen die de hand aan zichzelf sloegen: ze kunnen de onderwereld niet meer verlaten, ook al zouden ze dat nu willen.

3. Het is niet bekend om wie het gaat.

4. De Broeders van het Gemene Leven, wier huis in Gent naar Hieronymus was vernoemd.