641 Aan Joris van Halewijn
Leuven, 29 augustus [1517]
Des. Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend, de illustere Joris van Halewijn, gegroet
Zeer illustere Joris, eindelijk heb ik, als ik me niet vergis, een idee wie dat was in GentGa naar voetnoot1. die aanstoot nam aan mijn Zotheid. Het is een monnik, een zwarte monnik en een en al buik. Aanvankelijk werd zij maar door weinig mensen begrepen, totdat Lister aantekeningen toevoegde; maar toen ze dankzij jou ook Frans begon te spreken,Ga naar voetnoot2. werd ze ook begrepen door hen die zelfs hun Psalmen niet begrijpen. Ook zelf zou ik mijn Zotheid wel eens Frans willen horen spreken: als je geen exemplaar hebt, zeg me dan tenminste waar ik het kan krijgen.
Ik ben helemaal, dat wil zeggen met bibliotheek, naar Leuven verhuisd. Tussen de theologen en mij heerst volkomen vrede en zelfs vriendschap; want sommige lasteraars strooiden overal rond dat ik met hen op voet van oorlog verkeer. Zij zijn van plan mij toe te laten tot hun faculteit. Wie zou dat niet liever willen dan te mogen wonen bij de goden? AtensisGa naar voetnoot3. is bijzonder aardig voor me. Van Dorp lijkt me een oprechte vriend. Er blaffen enkele bedelmonniken, maar alleen als ik er niet bij ben. Ik hoor dat in Antwerpen Briselot bij iedere drinkpartij vol overgave en met flink volume tegen me staat te bulderen, maar ik kan er niet toe komen dat te geloven van een zo geleerd en integer man.
Zorg dat het je goed gaat en dat je behouden blijft voor ons en de letteren.