De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus aan zijn vriend, de illustere graaf Hermann von Neuenahr, gegroetDe hele Bazelse vriendenkring weet dat de Brieven van onbekende mannen, zoals men ze noemde, me altijd mishaagden; niet dat ik afkerig ben van vrolijke scherts, maar omdat de bedoeling, namelijk het beschadigen van andermans reputatie, me tegenstaat; want dat kan iedereen. Ook ik heb me ooit scherts veroorloofd in de Lof der Zotheid, maar niemand persoonlijk is door mij gekrenkt. Maar zij - wie ze dan ook mogen zijn - vonden het niet genoeg op die manier dwaas te zijn en voegden er nog zo'n boekje aan toe, waarin ze om onduidelijke redenen mij zo dikwijls meenden te moeten noemen. Als zij immers Erasmus goedgezind zijn, waarom bezorgen zij mij dan zoveel haat? En als zij mij slechtgezind zijn, waarom plaatsen zij mij dan niet in het kamp dat zij in dit boekje hebben aangevallen? Als zij doorgaan op deze manier onzin uit te kramen, maken ze nog dat ook goede schrijvers het zwijgen wordt opgelegd. Mijn bediende JacobGa naar voetnoot1. vertelde me onlangs bij zijn terugkeer uit Keulen dat daar een of ander pamflet werd verspreid over paus Julius, met komische inhoudGa naar voetnoot2.. Ik weet niet of het hetzelfde pamflet is waarover ik een tijd geleden hoorde praten, dat door een of andere Spanjaard in Parijs was geschreven en | |
[pagina 66]
| |
in het Frans was vertaald; het werd daar opgevoerd gedurende de feesten van de koning, waarbij het traditie is dat studenten zich te buiten gaan aan dergelijke malligheden. Hij voegde er echter iets aan toe wat ik nauwelijks kan geloven, namelijk dat sommige mensen daar denken dat ik het heb bedacht, volgens hem omdat het Latijn best goed is. Ik heb echter de tijd niet om ook maar één uur aan dergelijke onzin te besteden, ben evenmin zo oneerbiedig dat ik de paus zou willen bespotten en ook niet zo dom dat ik iets zou schrijven tegen degenen die de ban kunnen uitspreken. Daarom, mijn dierbare graaf, vraag ik je dringend, als het waar is wat ik over dit pamflet hoor, ervoor te zorgen dat de verspreiding ervan wordt tegengehouden of liever nog dat het wordt vernietigd, of iets dergelijks; ook al heeft deze zaak niets met mij te maken, dan toch vanwege het algemeen misnoegen onder de geleerden. Twee jaar geleden zorgde ik er in Duitsland voor dat de Triomf van Reuchlin, dat toen al klaar voor de druk was, teruggenomen werd, eveneens een ander werk, getiteld De monnik.Ga naar voetnoot3. Want ik ben een aanhanger van Reuchlin vanwege zijn geleerdheid, maar zodanig dat ik geen oorlog voer met Hoogstraten of andere lieden van diens partij, aangezien de zaak mij niets aangaat; ook al keur ik - zoals ieder waarlijk vroom man - die zo venijnige beschimpingen niet goed: zij komen uit een wereldse gezindheid voort, niet die van Christus. In ieder geval, waar ter wereld ik tot nu toe was, ieder rechtschapen mens steunt Reuchlin. Vaarwel, uitzonderlijke mecenas van de studie en blijf me, zoals je altijd was, genegen. Als WijnandGa naar voetnoot4. bij je is, doe hem dan de hartelijke groeten. Leuven, de dag na Sint-Bartholomeus 1517 |
|