De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd628 Aan Beatus Rhenanus
| |
[pagina 58]
| |
Zelfs de winden zijn boos op me, die dat monster niet meenemen; de vorst bevindt zich aan de kust zonder weg te kunnen en ik voorzie dat hij helemaal nooit zal vertrekken. De man werd verkozen boven Josse Clichtove, die was ontboden met het oog op deze functie, ook al wist hij zelf niet waarom hij werd ontboden. Maar hij viel niet in de smaak bij de hovelingen, omdat hij haast geen haar op zijn hoofd had en broodmager was. Hij heeft evenwel honderd filippen gekregen om terug te keren naar Parijs. Er bestaat een bende die men de Zwarte Hoop noemt.Ga naar voetnoot5. Die heeft Alkmaar, een bloeiende Hollandse stad, ingenomen en verwoest; het is er bijzonder wreed aan toe gegaan, ook als het om vrouwen en kinderen ging, omdat ze zich fel verzetten. Als ze een garnizoen van ook maar zeshonderd soldaten hadden gehad, waren ze veilig geweest. En diezelfde lieden streden kort voordien voor ons tegen de Friezen. Men vreesde dat dit zou gebeuren en daarom werden gezanten naar de vorst gestuurd om een garnizoen te vragen; deze zijn niet bij hem toegelaten en het werd hun niet toegestaan zich althans met waardgelders te beschermen; ja zelfs werd het hun op straffe des doods verboden dat ze, beroofd door de Geldersen, op hun beurt Gelre zouden binnenvallen. Na deze gruwelijke moordpartij gingen de voornaamste steden, vrezend voor zichzelf, naar de koning. Hun werd met tegenzin verlof gegeven zich op eigen kosten te verdedigen, en ook nog op voorwaarde dat zij de vorst opnieuw van geld voor de reis voorzagen, omdat het oude op was, ofschoon zij al hadden betaald wat over drie jaar verschuldigd was. Omdat de Hollanders daartegen bezwaar maakten, is de storm volgens afspraak op hen losgelaten. Iedereen kan zien dat het een list was, maar het is niet makkelijk daar iets tegen te doen en niet verstandig iets te zeggen. Nog onlangs werden er een paar mensen in het gevang geworpen omdat zij gezegd hadden: ‘Als al degenen door wie de vorst is omgeven hem zo van harte genegen waren als ik, zouden zijn steden niet zo behandeld worden’. Na drie weken zijn zij, op verzoek van Vrouwe Margaretha,Ga naar voetnoot6. met tegenzin vrijgelaten. Het vermoeden bestaat dat hun listigheid tot gevolg heeft dat de vorst niet afreist; hij is immers bang dat de steden in zijn afwezigheid deze vernederingen niet langer zullen verdragen. Ik heb driehonderd florijnen ontvangen, niet uit de schatkist van de vorst, waaruit niemand iets ontvangt, maar uit oorlogsbuit. Toch belooft de kanselierGa naar voetnoot7. schitterende dingen. Hij is enige tijd geleden naar Spanje vertrokken. | |
[pagina 59]
| |
Er is enige hoop, want bij hem zijn Barbier, zijn kapelaan, die erg op me gesteld is, en Busleiden. De kardinaal van ToledoGa naar voetnoot8. nodigt me uit, maar ik ben niet van plan te verspaansen. De bisschop van de TheatijnenGa naar voetnoot9. heeft, in de hoop op fortuin, zichzelf en al de zijnen geruïneerd door zijn verkwisting. Hij is bij de koning aangegeven in een briefje, geschreven in geheimschrift, wat hijzelf nog niet weet. Het zou onvoorzichtig van me zijn het hem te vertellen, want dan breng ik degenen in gevaar van wie ik het had vernomen. Ik vraag je ervoor te zorgen dat men haast maakt met het drukken van wat ik heb gestuurd, en vooral dat ze de dingen van More met zorg behandelen. Chièvres, op wiens wenken hier tegenwoordig alles gebeurt, heeft zijn neefGa naar voetnoot10. abt gemaakt, bisschop van Kamerijk, kardinaal en, naar ik hoor, coadjutor van de aartsbisschop van Toledo. Hij verblijft in Leuven, een jongeman van bijna twintig jaar, levendig van aard. De Zwarte Hoop wordt nu, naar men zegt, ingesloten in een of ander moeras en zal ingesloten blijven, denk ik, tot betaald is wat de vorst vraagt. Vaarwel, mijn dierbare Beatus. Als je wilt, kun je onze vrienden over de recente gebeurtenissen vertellen, want het is lastig iedereen daarover te schrijven. Leuven, de dag voor Sint-Bartholomeus Van Glareanus hoor ik tot nu toe niets, behalve dat ik uit een brief van Budé begrijp dat hij in Parijs is. |
|