De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd619 Van Richard Pace
| |
[pagina 45]
| |
voordat degene aan wie ik de brieven gaf, was aangekomen. Ik vermoed dat die brieven daarom verloren zijn gegaan en misschien de bezorger met hen. Want om maar te zwijgen van het gevaar dat dreigde van de kant van de vijand, de hele omgeving zat vol struikrovers. Ik was al vaker van plan je hierover te schrijven, maar daarna kon ik geen een keer vernemen waar je verbleef, tot de vijftiende van deze maand, waarop ik een brief ontving van onze vriend More, nu niet zozeer Brit als wel Utopiër, en ik maakte er uit op dat je in hoog aanzien staat bij je doorluchtige vorst, de katholieke koning. Je bent, naar ik hoor, bedacht met een rijke prebende en opgenomen in de rang van koninklijke raadsheren. Ik ben daar erg blij om, maar vind het wel buitengewoon jammer dat je ons Brittannië hebt verlaten en daar onder geen voorwaarde wilde blijven, ook al werd je, zoals More mij schreef, door de zeer eerwaarde heer, de kardinaal van York,Ga naar voetnoot4. een prachtig aanbod gedaan. Maar waar je ook bent, ik bid de almachtige God dat alles goed, gunstig en voorspoedig verloopt. Sinds je me uit Bazel schreef,Ga naar voetnoot5. heb ik een ellendig en een voor mij volkomen vreemd leven geleid. Enerzijds was ik betrokken bij de oorlog - die niets met de muzen gemeen heeft - waarin er fanatieker werd geplunderd dan gevochten; anderzijds was ik nauw betrokken bij de onderhandelingen van de vorsten, waarin men vooral zijn best deed dat er niets uitkwam. Want waar dit allemaal op uit is gelopen, weet je vast al van horen zeggen; of in ieder geval maakte je dat op uit de nieuwe staat Utopia van onze vriend More, waar hij op zijn karakteristieke manier schrijft over het verlies van NapelsGa naar voetnoot6. en alle andere dingen die hierop doelen. Bij de zojuist genoemde brief moest ik hartelijk lachen om dat college, dat, zoals je zegt, met een plechtig raadsbesluit waarschuwde dat niemand het Nieuwe Testament, door jouw ijver en reusachtige inspanningen hersteld, ‘met paarden of schepen of wagens of dragers binnen de muren van het college mag brengen’.Ga naar voetnoot7. Je noemt dat college allergodgeleerdst, maar ik vind het zelfs niet godgeleerd, ja zelfs nauwelijks menselijk. Want als onder hen enige vroomheid - die bij uitstek de moeder van de theologen hoort te zijn -, beschaving of geleerdheid heerste, zouden zij jouw zo voortreffelijke | |
[pagina 46]
| |
en geleerde werk niet zo gemeen en dom afkeuren, uit elkaar trekken, verscheuren, en wat ze wellicht nooit onder ogen kregen (en als dat wel zo was niet begrepen) zo schandelijk veroordelen. Ze toonden daarin geen enkel onderscheidingsvermogen, maar een allesbehalve godgeleerde, om niet te zeggen goddeloze, kwaadaardigheid. Hun mening dat iets dergelijks alleen maar op gezag van een algemeen concilie mag worden gedaan, lijkt me nog belachelijker dan die mensen zelf. Alsof het niet is toegestaan fouten te verbeteren en duidelijke verschrijvingen uit boeken te halen, tenzij het gezag van een concilie dat opdraagt! Als zij dit zo nodig willen verdedigen, waarom verlenen zij dan zonder machtiging van een concilie absolutie aan mensen die dagelijks zondigen? Want naar mijn mening is dat ingrijpender dan wat jij deed, aangezien het er dan om gaat de ziel zelf te bevrijden van eeuwige straffen of ze daartoe te veroordelen. Maar misschien werpen ze tegen dat dat door de decreten van het concilie is opgedragen. Als dat zo is, meen ik dat het niet strijdig is met de decreten van het concilie dat men alle boeken die Christus' voorschriften bevatten of uitleggen, in een verbeterde, zuivere en onbedorven versie leest. Om je in het kort te zeggen wat ik vind van dat college en de uitgave van het Nieuwe Testament: als er nu een concilie werd bijeengeroepen, dan zou ik liever mijn tijd besteden aan het lezen van jouw boeken dan daarbij aanwezig te zijn, als dat college de bevoegdheid heeft om over alle zaken besluiten te nemen en te oordelen. Want hoe bestaat het dat zij juiste besluiten kunnen of willen nemen over het geloof van Christus, als zij er bezwaar tegen hebben Zijn voorschriften onbedorven onder ogen te hebben en te lezen? En bovendien, wat hun eigen spreekvaardigheid betreft, ik denk dat Christus zich van hun barbaarse taalgebruik zou afwenden en liever Zijn geloof in gevaar zag dan bezoedeld met zo grote barbarij. Het verbaast me zeer, Erasmus, dat je in je brief er zoveel tijd aan besteedt om die ezels die proberen de lier te bespelen,Ga naar voetnoot8. gunstig te stemmen; tenzij je misschien met een goed geschreven en ernstige brief wilde bereiken dat je ook andere mensen van dat slag - wat niet makkelijk is - zou afhouden van vergelijkbare dwaasheid. Voor hen was immers voldoende wat je schreef over het mumpsimus en sumpsimus van onze priesterGa naar voetnoot9.. Als je door wilt gaan en nog meer tegen hen wilt schrijven, dan zou ik je één ding willen vragen: hun een brief te sturen met als aanhef: ‘Aan het College van Uilskuikens, met mijn slechtste wensen’. Laat de brief zo beginnen: ‘Weg met jullie, in de afgrond der onwetendheid, werkelijk nutteloze last van de aarde’Ga naar voetnoot10.. Ik las de brief van Budé, een zeer geleerd en vriendelijk man, en jouw ant- | |
[pagina 47]
| |
woord, waarin jullie redetwisten over de interpretatie van een plaats uit het evangelie van Lucas, in de inleiding daarvan,Ga naar voetnoot11. en ik nam jouw vertaling en zijn mening goed in me op. Om het kort te houden, ik zie in die passage geen moeilijkheid of iets onbegrijpelijks, zoals Budé vindt, maar ik meen dat het woord parèkolouthèkoti in zijn triviale en gewone betekenis moet worden opgevat - zoals wanneer we zeggen: ‘deze dingen volgen (parakolouthei) de persoon’ -, zodat de betekenis is: ‘ben ik tot het besluit gekomen, in een latere tijd en in hun plaats komend en hen volgend, te boek te stellen’, etc. Lucas zegt dat hij niet de ooggetuigen volgde, zoals Budé denkt, maar de schrijvers uit later tijd, die de eigenlijke ooggetuigen volgden. Daarom aanvaard ik in deze passage noch prosecuto noch persecuto noch assecuto. Maar bij de tweede passage die Budé citeert uit Demosthenes, heb ik dezelfde mening als hij: want anders zou deze betekenisloos zijn, zoals ook bij Galenus. Maar men moet wel opmerken dat Demosthenes in die passage in het Attisch schrijft. Want in de eerste passage die Budé citeert, moet het woord parèkolouthèkoos ook in zijn gebruikelijke betekenis worden opgevat, wat zelfs hieruit blijkt dat hij het woord eidoos ervóór heeft gezet. Want als Demosthenes de wandaden van Aeschines zág, moet hij hem gevolgd hebben en ze niet met zijn verstand begrepen hebben, maar erbij geweest zijn. Het lijkt erop dat het woord epecheirèsan aan het begin je ertoe heeft gebracht heel precies te vertalen met persecuto. Je schrijft namelijk in je annotatie bij deze passage: ‘epecheirèsan zegt hij om ons te laten begrijpen dat bij die vroegere schrijvers de wens groter was dan de daad’.Ga naar voetnoot12. Ook over dit woord zal ik je mijn mening geven: epecheirein betekent aggredi; het wordt niet zozeer gebruikt voor degenen die slecht of matig, als wel die heel goed tot stand weten te brengen wat ze willen en waar maken wat zij beloven; conari in het Latijn is het tegenovergestelde. Ik ben het dus meer eens met jouw vertaling aggressi dan met die van de ander, conati, in deze passage, niet alleen vanwege de eigenlijke betekenis, maar ook vanwege de strekking. Het lijkt mij immers niet dat Lucas de vroegere schrijvers hekelt alsof ze weinig nauwkeurig waren. Hij zegt immers zelf dat zij schreven volgens de berichten van hen die aanwezig waren bij de gebeurtenissen en ooggetuigen waren. En door hen alleen kan men zich een voorstelling maken van de waarheid die opgetekend moet worden. Ik voor mij heb heel wat meer twijfel over dat logou dat volgt; of het nu op Christus slaat, zoals Valla wilGa naar voetnoot13. - die je zegt te bekritise- | |
[pagina 48]
| |
ren - of op de gebeurtenissen. Als Lucas immers wilde verwijzen naar de gebeurtenissen, zou hij, naar mijn mening, eerder het meervoud moeten gebruiken dan het enkelvoud, omdat hij dan beter Grieks had gesproken. Verder zie ik niet goed in waarom deze passage niet eenvoudig zo vertaald kan worden: ‘zoals ons hebben overgeleverd degenen die Christus hebben gezien en Zijn dienaren zijn geweest’. Maar ik laat het aan jou over dit preciezer te analyseren. Maar hé, Richard, leg je pen neer. Zie je niet hoezeer je wartaal uitslaat en wat een strijd je jezelf op de hals zult halen, jij die, een zwak mensje, twee krachtige Herculessen probeert uit te dagen tot een gevecht? Rustig, alsjeblieft. Ik daag niemand uit, ik keur niemand af, ik meet me met mijn eigen maat. Ik zeg mijn mening als vriend aan vrienden in de hoop dat ik, als ik het fout heb, als vriend word gecorrigeerd. Vaarwel. Vanuit Konstanz, 5 augustus Ik heb het op het ogenblik te druk om eigenhandig te schrijven. Vergeef me daarom dat ik de brief dicteerde en dat hij slecht is geschreven, slecht geschreven, niet alleen wat betreft het handschrift...Ga naar voetnoot14. |
|