De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841

616 Aan Pieter Gillis
[Leuven, ca. 1 augustus 1517]

Erasmus van Rotterdam aan Pieter Gillis, gegroet

Mijn dierbare Pieter Gillis, ik heb van het hof tot nu toe honderd florijnen ontvangen; ze beloven spoedig de rest te sturen. Als je een betrouwbaar iemand hebt of als Jacob^1. hier is, zend me je achtvoudige Psalmenboek^2.. Hier heeft namelijk niemand het; ik heb het nodig voor de apologie tegen Lefèvre

1. Jacob Nepos.

2. De veeltalige uitgave van Agostino Giustiniani, Psalterium hebraeum, graecum, arabicum et chaldaeum, cum tribus latinis interpretationibus et glossis (Genua, 1516).

[p. 41]

die ik voorbereid. Beveel me ten zeerste aan bij de heer arts.^3. Ik zou hem zijn grammatica hebben gestuurd, maar de apologie heeft mij van dit voornemen afgeleid. Vaarwel, mijn allervriendelijkste Pieter.

Doe de groeten aan je vader en je vrouw. Met mij gaat het, goden zij dank, wel weer. Dring er bij Quinten Metsys op aan dat hij het schilderij afmaakt; zodra het af is, zal ik komen aansnellen om te kijken hoe we het gemakkelijk en veilig naar Engeland kunnen sturen en tegelijk Quinten betalen. Ik heb al acht dagen verdaan met de twist met Lefèvre. Nogmaals, vaarwel en zorg dat het goed met je gaat.

Doe ook meester Nicolaas de hartelijke groeten;^4. hij wilde mij aan zich verplichten, kijk eens waarin ik hem op mijn beurt van dienst kan zijn. Ik had je vriend Johannes^5. opgedragen een stoel in Brussel te kopen; ik wil weten hoe het hiermee staat. 151[8]

3. Henricus Afinius (Hendrik Van den Eynde), aan wie Erasmus zijn vertaling wilde opdragen van het tweede boek van de grammatica van Theodorus Gaza.

4. Nicolaas van Broeckhoven.

5. Waarschijnlijk Johannes Phrysius (Jan van Friesland).