De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd611 Van Ulrich von Hutten
| |
[pagina 35]
| |
Fieschi, afkomstig uit Genua. Hoewel mijn rede gezien het onrecht ons aangedaan en zijn partijdigheid niet bijzonder scherp was, was de man diep beledigd. Daarom vertrok ik vandaar naar Ferrara waar, toen ik jou prees, spontaan de grote geleerden Niccolò Leoniceno, CelioGa naar voetnoot6. en een secretaris van de vorst, die je vergezelde tijdens je overtocht uit Engeland,Ga naar voetnoot7. naar me toekwamen; je hebt geen idee, Erasmus, hoe hoog ze je achten. Omdat ik je kende, omdat ik je mijn leermeester noemde, waren ze buitengewoon vriendelijk voor me. Behalve deze mensen vermeldt Antimaco, professor in het Grieks, je nooit zonder lovende woorden. Maar een paar dagen bleef ik daar, omdat ik naar Venetië werd geroepen door twee HuttensGa naar voetnoot8. die op weg waren naar Syrië. Als eerste ontving Battista Egnazio Hutten als gast en hij gaf me een zeer fraai gedrukte Horatius op heel fijn perkament ten geschenke. Meteen kwamen Alvise Bragadin, Ermolao Barbaro, neef van de grote Barbaro, en Angelo Contarini, allemaal adellijke jongemannen. Zij omarmden me, kusten me en nadat ze met mij tussen hen in de hele stad door waren gegaan, en me vol eerbetoon aan haar burgers hadden laten zien, brachten ze me eindelijk als een Odysseus naar het huis van Alcinoüs, dat wil zeggen naar de woning van Asulanus.Ga naar voetnoot9. Daar kwam de oude man me tegemoet en heette me eerst vriendelijk welkom; daarna liet hij Gianfrancesco, een van zijn zonen, komen, vervolgens de rest van de familie, onder hen een jonge man die goed thuis was in Grieks en Latijn en die door Egnazio gebruikt werd als functionaris bij het overschrijven van boeken: zij begroetten me om beurten. Ook het zoontje van AldoGa naar voetnoot10. werd erbij gehaald en moest Hutten met een kus ontvangen. Vervolgens werden er geschenken aangeboden, Suetonius en al wie na hem levens van keizers hebben geschreven, Cicero's Over de plichten, en de recente uitgave van de keizers door Egnazio, ik mocht kiezen wat ik verder wilde hebben.Ga naar voetnoot11. Ik zweer je bij alle goden, mijn dierbare Erasmus, dat, als ik al mijn omzwervingen voor de geest haal, ik nergens grotere vriendelijkheid ontmoet heb. Vanuit | |
[pagina 36]
| |
Venetië keerde ik terug naar mijn eigen Duitsland. Toen ik aankwam in Augsburg ontmoette ik Peutinger, Jacob Spiegel en Stab, de wiskundige. Ik werd door hen naar de keizer gebracht en in aanwezigheid van veel edellieden werd mij de dichterskroon geschonken.Ga naar voetnoot12. Dat zijn mijn wederwaardigheden; nu iets anders. Ik zag het Nieuwe Testament door jou in zijn vroegere luister hersteld; ik zag het, zeg ik, en las die eervolle woorden over mij.Ga naar voetnoot13. Wat beweegt je er toe, vraag ik, mij zo hoog te schatten? Welke eigenschap bezit ik die jouw lofprijzing waard zou zijn? Mijn allervriendelijkste Erasmus, hoezeer lijk je Hutten genegen te zijn, die jou toch nooit door enige verdienste aan zich verplicht heeft! ‘Ik was het al bijna vergeten’, zeg je. Wel, als je me was vergeten, zou ik voor eens en altijd vergeten zijn door het nageslacht. De goden mogen je voor ons behouden, licht van de Duitse landen, en denk eraan dat je nergens liever wilt zijn dan in jouw Duitsland. Onze vorsten zijn blind, maar jou, zo stralend, zo schitterend, zullen ze, denk ik, wel zien. Ik weet nog niet precies wat er met mij gaat gebeuren. De drie mannen over wie ik sprak, nodigen mij uit naar het hof van de keizer, maar velen raden dat af; sommigen vragen me naar Mainz te komen.Ga naar voetnoot14. Ik heb nog niet besloten wat ik ga doen. In hoofdzaak, zo waar als de goden me mogen bijstaan en jou een lang leven beschoren mag zijn tot algemene roem van Duitsland, zo waar zal ik het belangrijker vinden dan welke positie ook, dat ik met jou samen kan zijn, om dat talent te ontwikkelen dat jou schijnt te bevallen. Als je iets besloten hebt, laat het weten. Ik stuur deze brief naar Jakob Spiegel in Augsburg, die zegt dat hij vaak reizigers heeft die jouw kant opgaan; stuur daarheen je antwoord aan mij. Ook Battista gaf een brief, die tegelijk meegaat.Ga naar voetnoot15. Je ziet wat hij antwoordt op jouw brief; overigens zijn het meer hoogdravende woorden. Het ga je goed, zeer goed, en blijf je vriend Hutten genegen, opdat de Onbekende Mannen barsten van nijd;Ga naar voetnoot16. zij verbreiden nu overal de zeer gewichtige bul waarin wij worden geëxcommuniceerd.Ga naar voetnoot17. Die bul is echt een bubbel, want wat is opgeblazener en zwakker?Ga naar voetnoot18. Nogmaals, vaarwel. | |
[pagina 37]
| |
Bamberg, 20 juli 1517, in haast. De zaak van Reuchlin is nog onder de rechter. |
|