De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 5. Brieven 594-841
(2008)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd606 Aan Johann Ruser
| |
[pagina 28]
| |
Want Bade was een paar jaar boos op me voordat ik een idee had wat hem gekwetst had.Ga naar voetnoot4. Overigens bleef zijn verontwaardiging vrij van bitterheid of zelfs wrok, voortreffelijk man als hij is. Weg dan toch met die woorden ‘opdat je hem niet van je lijst met vrienden afvoert’. Ik zou niet alleen zeer inhumaan maar ook erg ondankbaar zijn, als ik zou dulden dat Schürer van mijn lijst met vrienden werd afgevoerd. Zodra de gelegenheid zich aandient, zal ik, zo niets anders, in ieder geval mijn genegenheid voor hem tonen. Het verbaast me dat de uitgave van de werken van Rudolf Agricola zo lang op zich laat wachten. Welke kwade geest, vraag ik, benijdt ons Duitsland die eer? Maar hoewel je brief in zoverre zinloos was, dat mijn genegenheid voor Schürer door jouw aanbeveling niet groter is geworden, toch ben jij zelf door die brief nog meer bij me aanbevolen. Want je bijzondere gaven, die ik vroeger al enigszins had geraden uit je charmante conversatie, je gezicht en vooral je ogen, worden er zodanig goed in uitgedrukt dat ik veel meer dan vroeger ben gaan houden van jouw persoonlijkheid, die iedereen voor zich inneemt door humor en vrolijkheid en zeldzame bescheidenheid; en ook van je ongewone geleerdheid verbonden met kennis van beide talen, maar zonder de arrogantie die daarmee gewoonlijk gepaard gaat. Daarom zal ik Ruser voortaan niet onder mijn leerlingen, waar jij in je bescheidenheid genoegen mee nam, maar onder mijn grootste vrienden tellen. Vaarwel. [Bazel] 1517 |
|