442 Van Hermann, graaf von Neuenahr
Keulen, 14 juli [1516]
Hermann, graaf von Neuenahr aan de zeergeleerde heer en grootste theoloog Erasmus van Rotterdam, gegroet
Je briefGa naar voetnoot1. uit Antwerpen bereikte me op 1 juli en ik begreep er heel goed uit hoezeer je mij, een man zonder verdiensten, eert door me zo te prijzen en me aan je verplicht door me je vriendschap te schenken. Ik moet bekennen dat jij me op beide gebieden hebt verslagen. Maar het is misschien geen schande als Hercules je in kracht en Apollo je in kunstzinnigheid overtreft. Ik heb veel aan je te danken, mijn beste Erasmus, ten eerste omdat jij, door mij zo te prijzen, je genegenheid stelde boven je gebruikelijke onpartijdigheid, en ten tweede omdat je, toen ik zweeg en me als Democritus terugtrok in een eeuwigdurende onbeduidendheid, het initiatief nam me uit te dagen, hoewel ik je daartoe geen aanleiding had gegeven door mijn geschriften en eerlijk uitkwam voor mijn onwetendheid. Het ligt helemaal in het karakter van een genie als jij, maar mij verbijsterde het zo dat ik niet duidelijk kon zien waarheen ik nog kon uitwijken. Ik weet - wie weet het niet? - dat jij, met je grote gaven, geneigd bent het beste van iedereen te denken. Ik weet hoe middelmatig of, beter gezegd, hoe klein ik ben; ik lijd daaronder en weet maar al te goed dat ik me niet moet meten met mensen zoals jij. Anderzijds wordt ik geleid door plichtsbesef, gedreven door rede, aangevuurd door genegenheid. Je kunt er daarom zeker van zijn dat de naam Erasmus nooit uit mijn hart kan worden gewist. Hij verwierf mijn achting, niet alleen door zijn monumentale werken maar vooral - en dat acht ik het hoogst in een mens - door zijn edelmoedigheid en vriendelijkheid. Daarnaast voel ik me tot je aangetrokken omdat we beiden erg gesteld zijn op Caesarius. Aangezien jij hem zo graag mag, moet een deel van die genegenheid ook mij ten deel vallen, volgens het oude spreekwoord dat voor vrienden alles gemeenschappelijk is.Ga naar voetnoot2.
Met mij zijn alle goede lieden enthousiast over het Nieuwe Testament. Ik wou dat we de rest van de Bijbel, zo vertaald, in handen kregen! Weg met die lui die het haten, die het zo graag kleineren, die zo graag argumentjes ertegen bedenken, die alleen maar genoegen stellen in hun eigen braaksel, alleen maar kunnen denken op een verdraaide, laag bij de grondse, bekrompen ma-