De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdLupset aan de heer Erasmus, gegroetOok al leert Parmeno van Terentius mij dat hij die van een persoon houdt van wie hij weet dat die hem haat dubbel dom handelt,Ga naar voetnoot1. aangezien hij zich dan voor niets uitslooft en de ander veel ergernis bezorgt, toch kan ik niet nalaten - God zij mijn getuige - u oprecht lief te hebben, u te vereren en tegen u op te zien. Ik heb heel goed begrepen wat uw gevoelens zijn tegenover mij, deels uit de brief die u me onlangs stuurde, deels uit de brief waarin Colet mij beschuldigde. Ik heb u veel kwaad gedaan, zeker niet uit kwaadaardigheid maar uit onnadenkendheid. Ik beken en betreur dat, ik smeek u nederig om vergeving en ben bereid iedere straf die u me oplegt geduldig te dragen. Ik zou alles wat ik van uw papieren heb meegenomen aan PieterGa naar voetnoot2. | |
[pagina 266]
| |
overhandigen, maar ik meende uiteindelijk dat ik ze beter hier kon bewaren tot uw terugkeer. Als u weer hier bent zal ik u alles veilig en, naar ik meen, onbeschadigd, overhandigen. Vaarwel. Ik zou u met een langere brief hebben verveeld, als ik dat in goed Latijn had gekund of als ik zou weten dat u met plezier zou lezen wat ik allemaal zou schrijven. Nogmaals vaarwel en houd van me, als u kunt. Londen, 28 juni |
|