De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd409 Van Willibald Pirckheimer
| |
[pagina 237]
| |
is daarom beter in bescheidenheid te zwijgen dan op gebrekkige wijze je lof te verkondigen en als ik naar je idee niet enthousiast genoeg over je verdiensten schrijf, dan is dat niet te wijten aan de grenzen van mijn kunnen, maar aan mijn zwakte. Maar genoeg hierover. Ik wil heel graag weten hoe je het maakt, hoe het met je gezondheid gaat, wat voor publicatie je aan het voorbereiden bent, en als je het niet bezwaarlijk vindt, schrijf me terug. Dan heb ik iets wat ik al die onbekende vrienden van jou kan antwoorden, aangezien ze mij in hun brieven dagelijks vol bezorgdheid vragen hoe onze Erasmus het maakt. Zie, mijn beste Erasmus, hoe verlangend wij zijn naar iets van jou, of eigenlijk hoe ondankbaar wij zijn, omdat je ontzagwekkende dingen, groter dan we ook maar hadden kunnen verwachten, hebt volbracht en wij toch meteen weer om meer vragen en daar min of meer op aandringen. Je moet dat maar toeschrijven aan jouw kracht en niet aan een fout van ons. Vaarwel, roem en sieraad van het mensengeslacht. Uit Neurenberg 20 mei 1516 Stab, de geschiedschrijver van de keizer, een geleerd en rechtschapen man, groet je wederom. Ook mijn twee zusters groeten je, de een abdis van Sint-Clara, de ander behorend tot dezelfde orde,Ga naar voetnoot3. die jouw boeken geen moment kunnen wegleggen. Het grootste genoegen verschaft hun evenwel het Nieuwe Testament; dat raakt deze vrouwen, geleerder dan heel wat mannen die denken dat ze iets weten, ten zeerste. Zij zouden je schrijven in het Latijn, als ze niet meenden dat hun brieven jou onwaardig waren. |
|