De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| |
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Bonifacius, gegroetDat ik je niet eerder heb geschreven, wijt je niet aan onaardigheid - ik weet immers, mijn beste Bonifacius, dat je daarvoor te aardig bent -, maar aan de enorme hoeveelheid werk, jou niet geheel onbekend. Ik ben jou en ieder die de naam Amerbach draagt, zeer genegen. Ik heb grote verwachtingen van je gekregen na lezing van je brief die mij doet denken aan Poliziano of aan Zasius, die andere Poliziano. Ga vol ijver voort op de weg die je bent ingeslagen om je geslacht en je vaderland door je zuivere levenswandel en je voortreffelijke geleerdheid beroemd te maken. Ik stond al klaar voor de reis toen ik je dit schreef. Ik heb geen tijd om op de spitse brief van Zasius te antwoorden. Zodra ik die wel heb, zal ik hem uitdagen met hele boekdelen. Hij lijkt me de enige van zijn landgenoten die zich goed uitdrukt. Vaarwel. Bazel Aan Bonifacius Amerbach, een jongeman wiens manieren vervolmaakt zijn door alles wat de gratiën kunnen schenken Freiburg |
|