De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445

395 Van Nikolaus Ellenbog
Ottobeuren, 30 maart 1516

Broeder Nikolaus Ellenbog aan de heer Erasmus van Rotterdam, gegroet

Geleerde heer, omdat ik hoorde dat u in Bazel was bij de drukkers, moest ik u wel een brief schrijven waaruit u kunt opmaken wat ik voor u voel. Al enige tijd heb ik uw werken gelezen zoals ze prachtig van de pers komen en de lectuur ervan heeft me bijzonder veel genoegen verschaft; vanaf toen maakte ik me spontaan tot heraut van uw reputatie en ik vind er mijn grootste genoegen in u te vermelden waar en wanneer dat mogelijk is. Ik schrijf u dit, niet uit vleierij, maar om u duidelijk te tonen hoe ik sta tegenover geletterde mannen en met geen ander doel dan dat u voortaan uw Nikolaus tot uw getrouwen wilt rekenen. Verder zou ik graag wat inlichtingen willen heb-

[p. 211]

ben over de werken van de glorierijke Hieronymus waaraan u, naar ik heb gehoord, de laatste hand hebt gelegd: waar zijn ze te koop en hoeveel kosten ze? Daarenboven verzoek ik u dringend om, als het Nieuwe Testament waarvan men zegt dat u het vanuit het Grieks in het Latijn hebt overgezet, al gepubliceerd is, daarvan een exemplaar mee te geven aan degene die u deze brief brengt; hij zal u het geld persoonlijk overhandigen. Vaarwel, gelukkige, en weet dat ik uw naam en faam overal getrouwelijk zal verkondigen.

Uit het klooster van Ottobeuren, 30 maart 1516