De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
zaam vorst te zijn;Ga naar voetnoot1. en Xenophon stelt in zijn Oeconomicus terecht dat er in de heerschappij over vrije en ermee instemmende mensen iets is dat boven de mensen uitstijgt, iets totaal goddelijks.Ga naar voetnoot2. Dit is natuurlijk de wijsheid die men van vorsten mag verwachten en die de jonge, schrandere Salomon, met verachting van al het andere, als enige wenste en die hij voortdurend wilde zien zetelen naast zijn koninklijke troon. Zij is die zuivere en schone SunnamitischeGa naar voetnoot3. en alleen in haar omhelzingen vermeide David zich, de wijze vader van een wijze zoon. Zij is het die spreekt in de Spreuken: ‘Door mij heersen vorsten en spreken de machthebbers recht.’Ga naar voetnoot4. Wanneer koningen haar uitnodigen in de raad en de slechte raadgevers - eerzucht, toorn, hebzucht, vleierij - eruit verbannen, bloeit de staat in alle opzichten en weet dat het zijn voorspoed te danken heeft aan de wijsheid van de vorst, en zegt met welverdiende voldoening: ‘Al het goede kwam tot ons met zijn wijsheid.’Ga naar voetnoot5. Daarom is Plato nergens zorgvuldiger dan bij de opvoeding van de hoeders van de staat van wie hij verlangt dat zij niet in rijkdom, kostbaarheden, kleding, voorvaderen of aanhang, maar alleen in wijsheid alle anderen overtreffen, want, zo zegt hij, geen staat kan ooit gelukkig zijn als er geen filosofen aan het roer staan of als degenen, aan wie het bestuur ten deel valt, de filosofie niet omarmenGa naar voetnoot6. - ik bedoel niet de filosofie die gaat over grondbeginselen, oerstof, beweging, het oneindige, maar die die de geest bevrijdt van foute maar algemeen verspreide opvattingen en van kwalijke driften, en die de kunst van het goed regeren demonstreert naar het voorbeeld van de eeuwige goddelijke wil. Iets dergelijks voelde ook Homerus aan, denk ik, toen Mercurius Odysseus wapende met het molykruid tegen de toverpraktijken van Circe.Ga naar voetnoot7. En Plutarchus meende niet ten onrechte dat niemand de staat een grotere dienst bewees dan degene die de geest van de vorst, die rekening dient te houden met ieders belangen, doordrenkt met de hoogste principes, een vorst waardig; dat echter niemand de belangen van de mensen meer schaadt dan hij die het karakter van een vorst verziekt met perverse opvattingen en begeerten, juist zoals iemand die een openbare bron, waar iedereen uit put, besmet met een dodelijk gif.Ga naar voetnoot8. Een beroemde uitspraak van Alexander de Grote wijst in dezelfde richting. Terugkerend van een gesprek met de cynicus Diogenes zei hij vol bewondering voor diens filosofische, | |
[pagina 208]
| |
verheven, ongebroken, onoverwonnen en al het menselijke te boven gaande geest: ‘als ik geen Alexander was, zou ik Diogenes willen zijn.’Ga naar voetnoot9. En inderdaad, aan hoe meer stormen een reusachtig rijk weerstand moet bieden, hoe meer het de geest van een Diogenes nodig heeft, die was opgewassen tegen de ontzaggelijke last van gebeurtenissen. Maar u, edele vorst Karel, overtreft Alexander in geluk en zult hem, naar wij hopen, overtreffen in wijsheid. Hij heeft, maar niet zonder veel bloedvergieten, een reusachtig rijk opgebouwd dat echter niet lang zou standhouden. U, geboren voor een prachtig rijk en voorbestemd voor een nog groter, zult misschien, waar Alexander een enorme krachtsinspanning moest leveren om te veroveren, hard moeten werken om vrijwillig een deel van uw gezag af te staan, liever dan het te veroveren. U hebt het te danken aan de goden dat aan u, zonder bloedvergieten en zonder schade voor wie dan ook, de heerschappij ten deel viel; nu moet uw rol erin bestaan het zonder bloedvergieten en in vrede te behouden. En zodanig is de goedheid van uw natuur, de oprechtheid van uw geest, de kracht van uw genie, zo goed is uw opleiding geweest onder de meest betrouwbare leraren en bovenal, u ziet zo vele voorbeelden van uw voorvaderen om u heen staan, dat iedereen in de vaste hoop verkeert dat Karel ooit zal waarmaken wat de wereld zo lang verwachtte van uw vader Filips; hij zou het volk in die verwachting niet hebben teleurgesteld, als de dood hem niet voortijdig aan de aarde had ontrukt.Ga naar voetnoot10. Hoewel ik heel goed weet dat Uwe Hoogheid geen raadgevingen nodig heeft van wie dan ook, laat staan van mij, meende ik toch, het volk een beeld te moeten schetsen van de volmaakte vorst, maar onder uw naam, zodat zij die worden opgeleid om grote rijken te besturen, de grondslagen van een goede heerschappij leren via u en u tot voorbeeld nemen. Onder de bescherming van uw naam, zal het nut van dit werk overal doordringen, en kan ik, die nu reeds uw dienaar ben,Ga naar voetnoot11. met deze ‘eerste vruchten’ hoe dan ook getuigen van mijn toewijding aan u. Ik heb van Isocrates de grondbeginselen van het staatsbestuur in het Latijn vertaald en om ermee te wedijveren er de mijne aan toegevoegd,Ga naar voetnoot12. afgewerkt als het ware in de vorm van aforismen, ten gerieve van de lezer, maar toch nogal afwijkend van de zijne. Deze sofist, een heiden, onderrichtte immers een of ander koninkje of liever tirannetje, óók een heiden; ik, een christentheoloog, richt me tot een beroemd en oprecht vorst, ook een christen. | |
[pagina 209]
| |
Had ik ze geschreven voor een vorst van gevorderde leeftijd, dan hadden sommige mensen mij misschien kunnen verdenken van vleierij of onbeschaamdheid. Nu ik dit kleine boek heb opgedragen aan hem, die weliswaar de hoogste verwachtingen wekt, maar die, nog jong, pas onlangs is bekleed met het hoogste gezagGa naar voetnoot13. en nog niet veel heeft kunnen doen wat men bij andere vorsten kan laken of loven, kan ik, vrij van die beide verdenkingen, geen ander doel gehad hebben dan het algemeen welzijn, dat voor de koningen en voor de vrienden en dienaren van de koningen het enige doel moet zijn. Onder de talloze verdiensten die uw kracht onder Gods leiding u zal geven, zal ook dit een klein deel zijn van uw reputatie: dat niemand hoefde te vrezen koning Karel, zonder enige vleierij, het beeld te tonen van de echte en waarachtig christelijke vorst, in de wetenschap dat hij het zou aanvaarden als een al uitstekend vorst of het wijselijk zou navolgen als een jongeman die er altijd naar streeft zichzelf te verbeteren. Vaarwel. |
|