De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd392 Aan Urbanus Regius
| |
[pagina 206]
| |
zou ik graag willen dat er velen waren zoals hij en dat zij hun aandacht richtten op die zaken, waarvan iedereen vindt dat zij passen bij uitmuntende mannen. Ik ben hem in veel opzichten dank verschuldigd, hetzij omdat hij in zijn genegenheid Erasmus verkeerd beoordeelt, hetzij omdat hij mij zo rijkelijk oproept en uitnodigt tot datgene wat ik in al mijn studies nastreef. Stond het mij maar vrij me aan iemand anders te binden nu ik me al gewijd heb aan de zeer beroemde vorst Karel,Ga naar voetnoot3. mijn koning, en dit terwijl ik, met instemming van de vorstelijke Raad, mijn vrijheid behoud of, liever nog, terugkrijg; als ik zie dat die gevaar loop, zal ik alles opgeven. Ik zal nooit mijn uitmuntende mecenas, de aartsbisschop van Canterbury,Ga naar voetnoot4. te kort doen en ik heb dat ook nooit gedaan. Geplaatst op de grens, vertrouw ik er op dat ik mijn beide vaderlanden tevreden kan stellen, zowel dat waarin ik geboren ben als dat waarin men mij heeft opgenomen. Overigens zou ouderdom geen excuus zijn, hoewel ik me ouder voel dan ik ben. Ik ben pas 49. Maar men moet de leeftijd niet afmeten naar jaren, maar naar krachten. Als het in mijn reisplan uitkomt, zal ik er graag twee of drie dagen van besteden om een zo uitstekende vorst persoonlijk te leren kennen. Je nodigde me uit in zijn naam, alsjeblieft, breng hem nu met dezelfde welsprekendheid dank uit de mijne. De kortheid en tegelijk boersheid van mijn brief moet je maar excuseren vanwege mijn drukke werkzaamheden; als je die werkelijk kende, zou je er geen aanstoot aan nemen, maar zou het je verbazen dat ik dit, hoe dan ook, nog heb kunnen schrijven. Vaarwel. Bazel, 24 februari 1516 |
|