nen, maar niet handelen vanuit het algemeen belang, terwijl aan hem, die de gemeenschappelijke vader is van al onze kinderen en die in de belangrijkste taak ons aller belang met zoveel inspanning dient, een zo ellendig loontje wordt uitbetaald. Deze taak vereist een integer, onbedorven man, die zelfs zonder beloning, zijn plicht vervult. Een groot salaris en het vooruitzicht op een vooraanstaande positie zou iedere misdadiger tot dit ambt kunnen lokken. Je zult zelf, mijn dierbare Witz, vanuit je gaven, waardigheid toevoegen aan
je ambt dat, hoe weinig schitterend in de ogen van de mensen, zeer prachtig is in de ogen van Christus.
En er is geen reden om jaloers te zijn op ons gezelschap hier in Bazel. Ook Sélestat heeft immers zijn gebouw van de muzen. Misschien wordt het iets minder druk bezocht, maar tegenover hoeveel anderen kun je alleen al Paul Volz, de abt van Hügshofen, stellen! Grote God, wat een zuivere geest, wat een oprecht genie, wat een wijze eenvoud, wat een liefde voor de studie, wat een afwezigheid van arrogantie bij zovele gaven! Zó, zó waren, denk ik, die vroegere leiders van onze godsdienst, Antonius, Hilarius, Hieronymus. Daarom, als je jullie gezelschap telt, dan beken ik dat jullie met weinigen zijn, maar als je het goed afweegt, met velen, omdat één man bij jullie telt voor vele anderen. Ik vraag je dan ook dringend: zorg dat deze man begrijpt dat ik hem voortdurend in gedachten heb. Groet je allerliefste vrouw, een ware troost bij je arbeid, een stralender Margaretha dan welke parel ook, uit mijn naam.
Bazel, 1516