De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdThomas Bedyll aan de heer Erasmus, gegroetGegroet, zeergeleerde Erasmus. Ik heb de zaak van het jaargeld met zorg bij de aartsbisschop aangekaart. Hij heeft MaruffoGa naar voetnoot1. geschreven het in zijn ge- | |
[pagina 192]
| |
heel aan u uit te keren, en deze op zijn beurt zegde in tegenwoordigheid van More en mijzelf toe, dat per koerier te zullen doen. De aartsbisschop is het helemaal eens met uw besluit om uw vertaling van het Nieuwe Testament aan de paus op te dragen. Hij zwaait u in alle toonaarden de hoogste lof toe, telkens als u ter sprake komt (en door mijn toedoen gebeurt dat vaak), omdat u zich met al dat werk zo inspant voor de schone letteren en de Heilige Schrift. Die inspanningen beloven u niet alleen een onsterfelijke naam, maar hebben u die al verstrekt. Mijn heer belooft plechtig dat hij nooit zal nalaten u in de toekomst, vanwege al uw verdiensten, overvloedig te helpen. Uwe Hoogheid zal dat dagelijks in overvloedige mate ondervinden en voor zover het aan Bedyll ligt, zal uw leven lang en gezond zijn! Londen, 10 februari |
|