De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
386 Van Urbanus Regius aan Johann Fabri
| |
[pagina 190]
| |
ren, en onze dorheid te bevloeien met de stroom van zijn welsprekendheid en veelzijdige geleerdheid. Sommigen achtten de kans daarop uitgesloten, anderen daarentegen beweerden dat er zeker hoop was dat de man kwam. De vorst zelf hield hardnekkig vast aan zijn voornemen en spaart geen kosten om Erasmus naar hier te halen. Ik wil daarom graag weten wat uw mening is: moeten we Erasmus een lucratieve post aanbieden? Als u denkt dat hij ertoe is over te halen om te voldoen aan de wens van een zo groot vorst, die een zo hoge dunk van hem heeft, schrijf me zo snel mogelijk. Er zijn vele redenen voor hem om als man van Duitsen bloede, de rest van zijn leven door te brengen in Duitse gebieden. In de eerste plaats de uitgesproken genegenheid van de vorst en diens oprechte liefde voor de schone studies. Zelf heeft hij immers een prachtige opleiding gekregen van zeer respectabele leraren. Omdat hij van de letteren houdt zal Erasmus hem nog dierbaarder zijn, omdat de grootmoedige man groot profijt daarvan mag verwachten. Als hij de post aanvaardt, zal de hertog hem rijkelijk voorzien van een zeer eervol salaris en hem bedenken met beneficies. Het argument dat de ouderdom het doceren lastig maakt moet hem niet weerhouden: er staat hem een aangename rust te wachten. De zeldzame man wordt immers niet beroepen om zich af te matten, maar slechts om zich te vertonen en met zijn aanwezigheid onze universiteit luister te verlenen. Als extra komt daarbij de lieflijke schoonheid van de stad, en het wonderlijk zachte klimaat - elders zal hij dat niet zo gemakkelijk aantreffen -, waardoor men dit oord met recht ‘stad van engelen’ noemt. Voeg daarbij de eer die een fiere geest als een beloning voor zijn deugd verwelkomt; die eer zal hem van alle kanten zo rijkelijk ten deel vallen, dat hij (in zijn uitzonderlijke bescheidenheid) zich eerder zal beklagen onder het vele eerbetoon gebukt te gaan dan zich gelauwerd te voelen. Om kort te gaan, alles lacht Erasmus toe. Zou hij, alvorens een dergelijke positie aan te nemen, de vorst willen bezoeken, dan biedt deze vorst hem zeer graag een reisgeld aan en een niet te versmaden beloning. Uw taak zou het dan zijn Erasmus te bezoeken, hem op alle mogelijke manieren te verleiden, aan te sporen, op te wekken en met enige overdrijving duidelijk te maken hoe welkom hij bij de vorst is. En ook om hem zo mogelijk te bezweren in Germanië te leven, onder de vaderlandse hemel en onder zijn landgenoten, en liever hen tot nut te zijn dan buitenlanders. Wellicht overstijgt daarginds alles wat levenswijze of eerbetoon betreft zijn wensen; niettemin moet het vaderland belangrijker zijn en eerbiedwaardiger. Vooral nu het dorst en zucht, met zoveel wensen, met zo'n brandend verlangen, naar zijn leraar, naar de vorst van alle geleerdheid. | |
[pagina 191]
| |
Dat is wat ik u, mijn beschermer en leraar, voor het ogenblik hierover wilde schrijven. U hebt zoveel invloed en staat zo bij Erasmus in de gunst dat niemand hem beter of vlotter kan overtuigen. Vaarwel, sieraad van de geleerden. Vanuit Ingolstadt. Urbanus Rieger Geachte heer, ik schreef dit op instructie van prins Ernst en de heer Leo van Eck, een man van adel, doctor in de vrije kunsten en het recht, en rector van onze universiteit, met wie ik zeer vertrouwd ben. Hij las mijn brief en stemde ermee in. Bovendien ziet de vorst zo naar Erasmus uit dat hij de koerier die voor u staat, alleen vanwege het beroepen van Erasmus naar Bazel stuurde. Als hij weigert zich blijvend hier te vestigen, als hij afziet van de tweehonderd goudstukken en de rijke beneficies veracht, dan heeft de vorst alleen nog het verzoek (en hij vertrouwt erop dat het zal worden ingewilligd) dat Erasmus ons gymnasium wil komen bezoeken. Laat hij aan deze reis een maand besteden, zodat de vorst hem kan ontmoeten, onthalen en omhelzen, want hij wil echt, uit de grond van zijn hart, Erasmus zien. De kosten voor de reis zal hij ruim vergoeden en hij zal hem rijkelijk belonen, zodat Erasmus zal zien dat de vorst niets zo bemint, vereert en bewondert als de letteren en hun beoefenaars. Opnieuw vaarwel. Ik heb dit als secretaris voor onze vorst en door hem gedicteerd geschreven; ontvang het dus alstublieft zo en behandel de zaak met een vertrouwen alsof de vorst persoonlijk met u sprak. Ik stuur u, mijn vriendelijke leraar, enige oraties van onze theoloog Eck,Ga naar voetnoot4. die u zeer hoog acht. |
|