385 Aan Jacob Wimpfeling
Bazel, 3 februari 1516
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Jacob Wimpfeling, gegroet
Wij zijn allemaal in leven, wij zijn gezond, denken aan je, houden van je en wachten, als het voor je uitkomt, op je komst. Het Nieuwe Testament nadert zijn voltooiing. Hieronymus maakt goede vorderingen. Ik verbaas me over de mening van Witz: wie hem daartoe ook heeft gebracht, het is een complete idioot, ik zweer het je. Ik heb liever een halve regel van Battista van Mantua dan drieduizend van Marullus. Zorg dat je weer gezond wordt en werp met de jicht ook de schurft van je af. Ik had aan abt Volz geschreven, maar die brief is, door wiens schuld weet ik niet, verloren gegaan. Ik schreef je zodat je niet langer klaagt dat ik je niet heb geschreven. Vaarwel. Groeten van ons hele gezelschap - allemaal geleerden, ik uitgezonderd - en je allemaal zeer toegewijd, ik niét uitgezonderd.
Bazel, daags na Maria Lichtmis, 151[7]