383 Van Nicolaus Gerbel
Straatsburg, 21 januari 1516
Nicolaus Gerbel aan de heer Erasmus, gegroet in Jezus Christus
Ik kan me niet genoeg erover verbazen, zeergeleerde Erasmus, dat je ons je boek over de Parabolae niet hebt gestuurd! De koerier gaf geen teken dat hij iets verloren had, temeer omdat jijzelf een betrouwbare bode wilde hebben die het ons bracht. Ook al ben je ruimschoots geëxcuseerd door je werkzaamheden, die onbeschrijfelijk groot zijn, toch was niets Schürer aangenamer geweest en niets - meen ik - nuttiger voor de studenten dan wanneer dat werk, in een verbeterde versie, het licht had gezien. Het is niet anders, dus wij zullen zorgen dat het voor zover dat gaat, zo goed mogelijk gecorrigeerd verschijnt. Ik kreeg bericht dat je onze gemeenschappelijk vriend Schürer een plezier wilde doen met een paar inleidingen op Cicero en op de Aeneis van Vergilius; als dat zo is, zul je niet geloven hoezeer wij onze best zullen doen om te zorgen dat Gerbel niet als ondankbaar en Schürer niet als gierig bestempeld wordt.
Leef gelukkig, beste vriend, en schrijf ons over je gezondheid, de letteren en je werk. Groet uit mijn naam de geleerde en zeer bescheiden Beatus Rhenanus en onze andere gemeenschappelijke vrienden. Allen hier bij ons die zich met de studie bezighouden groeten je en vooral mijn vriend Johann Rudolfinger.
Straatsburg, 1516, 21 januari