380 Van Ulrich Zasius
[Freiburg], 26 december 1515
Hartelijk gegroet, grote Erasmus, licht van de geleerde wereld. Onze vriend Froben kwam vandaag aan, maar pas laat in de avond. Hij heeft zijn vertrek, morgen, zo vroeg gepland dat ik amper gelegenheid had hem vertrouwelijk te spreken, en alleen maar goedendag en vaarwel kon zeggen. Gegroet dus, heilzame man, van wiens welzijn het hele welzijn, en wel in de hoogste mate, van de letteren afhangt. Vaarwel ook, beste man, door wiens kracht de kracht van alle studies toeneemt. Zolang jij het goed maakt, kan Germanië nu zegevierend het vaandel dragen in geleerdheid zoals onlangs in oorlog! Wie levert mij het gereedschap om dit te verkondigen? Wat heb ik nodig aan stijl, welsprekendheid, aandacht, geestkracht en oefening om dat enthousiasme, dat verlangen over hem te schrijven, gestalte te geven? Hoe kan ik mijn Desiderius Erasmus, ja de Erasmus van alle geleerden, zelfs op zeer bescheiden wijze bereiken? Mijn mond, mijn geest, mijn tong, mijn ziel, mijn enthousiasme, mijn ijver - wanneer het om jou gaat schiet het allemaal tekort. Wat ik uit alle macht nastreef, ontgaat mij ondanks al die inspanning. Schrijvend aan de vorst der geleerdheid, moet ik zijn wat ik me zou schamen te zijn voor andere, middelmatige lieden: een stotteraar, een barbaar. Toch kan ik niet zwijgen. Door jouw genie word ik zo bewogen dat ik het een eer vind aan iemand in wiens huis daarvoor geen plaats is, mijn onkunde te tonen.
Maar je vriendschap zal vergeven wat mijn trage geest laat zien, want ook koningen en vorsten, die buiten getooid gaan in goud en purper, ziet men bij vrienden in een bescheiden mantel en gewoon onderkleed. Wees ervan overtuigd dat ik evenmin adequaat over jou kan spreken als enig sterveling jou op de juiste wijze kan bewonderen. Onze Heiland, wiens denkbeeldige kribbe wij - en moge dat waardig gebeuren - ronddragen, is mijn getuige dat al je eretitels mij zo met ontzag vervullen dat ik niet alleen met stomheid ben geslagen zoals Meno voor Socrates,Ga naar voetnoot1. maar helemaal geveld door de schrik voor Medusa. Vaarwel.
Ik vraag je mijn armzalig werkje te bekijken. Ik weet dat je er niet warm voor zult lopen: de historische kant is je van jongs af aan vertrouwd, en wat op het recht betrekking heeft, daar heb je je nooit mee ingelaten. Maar je kunt een algemeen oordeel vellen dat voor mij het orakel van AmmonGa naar voetnoot2. zal overtreffen. Vaarwel.
26 december 1515
Je toegewijde Zasius