De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445

379 Aan Ulrich Zasius
Bazel, december 1515

Erasmus aan zijn vriend Zasius, gegroet

Ik heb amper de kans gehad je brief te lezen, mijn Zasius, terwijl toch niets mij aangenamer kon zijn. Waarom ik jouw boek zou prijzen? Ik zal dat kort uiteenzetten. Het is van Zasius, dat wil zeggen perfect; het verdient een wereldwijd publiek. Ik zal je daarbij helpen zodra ik het wat minder druk heb - dat zal binnen twee maanden zijn. Door Thomas te citeren heb je overigens je prachtige stijl enigszins bezoedeld. Ik weet echter voor wie je dit deed en ik aanvaard het, maar ik zou liever willen dat die stroom en hoogte van Zasius' stijl ononderbroken doorging.^1. En verder citeer je me met al te veel warmte, dat wil zeggen heel wat meer dan ik verdien. Vaarwel.

Ik houd bijzonder veel van Bonifacius,^2. om allerlei redenen, en ik koester grote verwachtingen van hem. Hierbij gaat nog een brief die ik je eerder schreef, maar die niet is verstuurd door de vergeetachtigheid van mijn bediende. Ook Beatus^3. is erg gelukkig met je boek; zorg dat je het afmaakt! Als het kan zou ik graag het hele werk willen zien, niet alleen de dingen die jij zelf hebt geschreven, maar ook wat je citeert uit minder gepolijste schrijvers, - maar dan wel gekleed in je elegante Zasiaanse stijl.

Aan de onvergelijkbare doctor in de rechten Ulrich Zasius. In Freiburg

1. Zasius trok zich deze opmerking zo aan dat de naam van Thomas van Aquino amper voorkomt in de gedrukte versie van De origine iuris.

2. Bonifacius Amerbach.

3. Beatus Rhenanus