376 Van Ulrich Zasius
Freiburg, 16 december 1515
Hartelijk gegroet. Je ziet, mijn held, hoever brutaliteit kan gaan. Ik verlang je bijstand, ik wil steunen op je hulp, ik ben niet bang een beroep op je te doen, terwijl ik je nog met geen schaduw van een dienst ooit aan me verplichtte. Maar je vriendelijkheid schonk mij vertrouwen, je mildheid geeft aanleiding me te misdragen. Je rustige geest, je evenwichtige gemoed, je vriendelijke woorden moedigden me aan. Als ik dus, een leek, jouw heiligdom binnenval, moet je dat niet zozeer wijten aan mijn brutaliteit, hoewel die er wel degelijk is, als wel aan je eigen aangename voorkomendheid.
‘Maar waar gaat het eigenlijk om?’ zeg je. Wel om iets wat voor jou een kleinigheid is, maar voor mij van het grootste belang. In het tweede boek van Over de oorsprong van het recht heb ik, denk ik, enkele duistere passages weggewerkt, want daarvan zijn er veel, niet voor jou en andere geleerden, maar voor de beoefenaren van het recht, die niets van doen hebben met de ware letteren. De geschiedkundige toespelingen ervan heb ik verklaard en wat aantekeningen - scholia zoals jij ze noemt - toegevoegd. Ik stuur je twee katernen, want ik heb er nog niet de laatste hand aan gelegd; er blijven nog wat kleinigheden over aan het eind, die ik met de kerstdagen wel moet afmaken. Ik vraag je om een oordeel, en wel een scherp oordeel, een met het norse gelaat van het recht. Als je ze van de brug wilt gooien, zal ik ze verder niet steunen! Het kan me niet schelen of zij weggestemd worden of standhouden: jouw oordeel, het oordeel niet alleen van de vorst van alle geleerden maar van een rechtvaardig man, zal voor mij meer betekenen dan het orakel van Ammon.Ga naar voetnoot1. Je zult er niet vergeefs aan werken - als het al ‘werk’ is en niet eerder een verzetje. Wat mijn geschriftjes ook voorstellen, ik zal je een passende beloning geven voor je hulp. Vaarwel. Vergeef me dat ik weinig en slecht schrijf; zelfs op deze zondag heb ik het zo druk met wereldse zaken dat ik amper adem kan halen. Vaarwel, licht en roem van Germanië.
Freiburg 16 december 1515
Onze vriend Bonifatius beveelt zich helemaal en zonder enige reserve bij