De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd373 Aan de lezer
| |
[pagina 170]
| |
De heer Erasmus van Rotterdam aan de vrome lezer, gegroetHoewel ik het meteen al aan het begin van dit werk naar vermogen heb gedaan,Ga naar voetnoot1. lijkt het niet ongepast de lezer opnieuw in een paar woorden voor te bereiden op wat hij in van deze korte aantekeningen kan verwachten en op wat ik, denk ik, van hém mag verwachten. In de eerste plaats heb ik geen commentaren geschreven, maar enkel korte aantekeningen, die aan de duidelijkheid van de tekst bijdragen. Laat niemand dus als een brutale gast een diner verlangen in plaats van een lichte lunch en iets anders van me eisen dan wat past binnen de uitoefening van mijn taak. Dit is voor het ogenblik de rol die ik op me heb genomen. En zoals ik me moet houden aan het onderwerp, zo mag ik van de oprechte en hoffelijke lezer, of zo men wil de welwillende toeschouwer, verwachten dat hij de spelers gunstig gezind is en zich schikt naar het spel zoals dat nu gespeeld wordt. Ik heb het Testament dat wij het Nieuwe noemen, met alle mogelijke zorg en de meest passende tekstgetrouwheid verbeterd, in de eerste plaats naar de Griekse grondtekst. Niet alleen het voorbeeld van beroemde theologen spoort ons aan daarnaar terug te gaan, maar ook roepen Hieronymus en Augustinus herhaaldelijk daartoe op en pauselijke decreten bevelen het zelfs uitdrukkelijk. Vervolgens boog ik me over de betrouwbaarste en oudste Latijnse manuscripten. De uitmuntende priester van de goddelijke filosofie John Colet, deken van Saint Paul's in Londen, toonde me er twee in een dusdanig oud handschrift dat ik opnieuw moest leren lezen en weer als een kind in de schoolbanken de letters moest leren. De doorluchtige vrouwe Margaretha, tante van keizer Karel, verschafte mij een derde manuscript, dat ik vaak als tekstgetuige aanvoer, met de aanduiding Gouden Codex: het is geheel in goud gebonden en prachtig geschreven in gouden letters. Het oude, befaamde Donatianuscollege te Brugge toonde me kort daarop een paar fraaie, zeer vroege manuscripten. Eerder al had ik handschriften gekregen van de zeergeleerde gebroeders Amerbach, plus, van het college CorsendonckGa naar voetnoot2., een schitterend gecorrigeerd exemplaar. De aangebrachte verbeteringen berusten dus niet op de luimen van onze fantasie, maar op de betrouwbaarheid der vermelde handschriften, en op andere soortgelijke teksten die ik hier niet allemaal hoef op te sommen. Ten slotte ging ik te werk aan de hand van citaten, verbeteringen of verklaringen van de, naar ieders oordeel, meest gezaghebbende schrijvers - Origenes, Chrysostomos, Cyrillus, Hieronymus, Ambrosius, Hilarius, Augustinus, Theophylactus, Basilius, | |
[pagina 171]
| |
Beda. Op verschillende plaatsen haal ik hun getuigenis aan, opdat de aandachtige lezer, wanneer hij ziet dat bepaalde verbeteringen overeenkomen met hun oordeel, mij ook zijn vertrouwen zal schenken bij passages waarbij zij, door welk toeval ook, geen aantekeningen plaatsten of me anderszins steunden. Ik realiseerde mij dat het in de menselijke natuur ligt zich altijd en overal, maar vooral in de wetenschap, te verzetten tegen iets nieuws: de grote meerderheid vraagt nu eenmaal naar de oude smaak en het vertrouwde en bekende speeksel, zoals men zegt.Ga naar voetnoot3. Verder dat het, vooral tegenwoordig, veel gemakkelijker is om verbeterde boeken te bederven dan bedorven boeken te verbeteren. Ik voegde derhalve aan de herziene versie van de Heilige Schrift deze verantwoording van mijn correcties toe om de lezer tegemoet te komen, of om hem in ieder geval gerust te stellen, mocht hij zich aan iets storen. Mensen denken en oordelen nu eenmaal zeer verschillend! Ook deed ik het om mijn werk intact te houden, zodat later niemand in de verleiding komt weer te bederven wat met zoveel inspanning is hersteld. Als ik iets vond wat door de zorgeloosheid of onwetendheid van de afschrijvers of door de tand des tijds was aangetast, heb ik dat dus niet zomaar, maar pas na uitvoerig speurwerk in de juiste versie teruggebracht. Kwam er een duistere uitdrukking op mijn weg, dan verhelderde ik die; een ingewikkelde formulering, voor meerdere uitleg vatbaar, legde ik uit. Wanneer er verscheidene betekenissen mogelijk zijn door verschillen in de kopieën, een andere interpunctie of de meerduidigheid van de taal zelf, geef ik aan wat mij het meest waarschijnlijk lijkt, maar verder laat ik het over aan het oordeel van de lezer. En hoewel ik niet graag van de eerdere vertaler afwijk, wie dat ook was (bestaande tekst is immers van oudsher ingeburgerd en algemeen aanvaard), heb ik niet geaarzeld om daar waar hij overduidelijk had zitten slapen of wartaal uitsloeg, de lezer daarop te wijzen om aldus de waarheid te sauveren zonder iemand te belasteren. Duidelijke, soms wonderlijke grammaticale fouten heb ik verwijderd, maar verder volgde ik, voor zover mogelijk en mits de eenvoud er niet onder leed, overal de schoonheid van de taal. Waar het idioom of de zeggingskracht van het Grieks bijdraagt tot een beter begrip van het mysterie, heb ik niet nagelaten om dat bloot te leggen. Ten slotte vergeleek en onderzocht ik de passages van het Oude Testament. Een behoorlijk aantal daarvan wordt telkens wanneer hun versie afwijkt van de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst, geciteerd naar de vertaling van de Septuagint ofwel uit de Hebreeuwse bronnen zelf. Dit lukte overigens, naar het spreekwoord der Grieken, niet zonder de hulp van Theseus,Ga naar voetnoot4. want niets stuit mij meer tegen de borst dan mij, gelijk de kraai van Aesopus, | |
[pagina 172]
| |
te tooien met andermans veren. Bij de eerste editie van dit deel werd ik enorm geholpen door een man die niet alleen uitmunt in ware vroomheid, maar ook in kennis van de drie talen, kortom een echte theoloog: Johann Oecolampadius uit Weinsberg. Zelf was ik nog niet zover in het Hebreeuws gevorderd dat ik me het gezag kon aanmatigen die teksten te beoordelen. Ik wist natuurlijk heel goed dat al deze kleinigheden, deze doornige details, heel wat meer arbeid dan roem met zich meebrengen en dat de schrijver voor dit soort werk gewoonlijk weinig dank ontvangt - terwijl de lezer er meer nut van ondervindt dan plezier. Maar als ik voor het algemeen belang zoveel vervelend werk heb willen verzetten, is het niet meer dan billijk dat ook de lezer, in zijn eigen belang, iets van zijn ergernis verbijt en in dezelfde geest waarmee ik trachtte anderen te helpen, voor zichzelf aan de slag gaat. Het zijn minieme details waarmee ik me bezighoud, ik geef het toe. Ze maken het echter mogelijk om met betrekkelijk geringe inspanning die grootse materie te behandelen - waarover al die verheven theologen met grote arrogantie, hun wangen opgeblazen, barstend haast van ijdelheid, zo dramatisch doen. Daar komt bij dat de belangrijkste zaken soms opnieuw nauwkeurig onderzoek verdienen, juist vanwege die allerkleinste details. Kleinigheden, maar we zien over dergelijke kleinigheden zelfs de grootste theologen lelijk struikelen en onzin uitkramen. Bij een aantal passages zal ik dat aangeven, niet om iemand belachelijk te maken - die ziekte blijve ver van het werk, ja zelfs van het leven van een christen - maar om de lezer met een paar voorbeelden mijn oprechtheid te bewijzen zonder iemand te kwetsen. Naar het woord van Horatius kunnen kleinigheden grote gevolgen hebben;Ga naar voetnoot5. laat niemand ze daarom afdoen als onzin. Bij het klaarmaken van voedsel zijn we hoogst pietluttig; wat onze kleding betreft ergeren we ons aan allerlei futiliteiten, in geldzaken is niets te onbenullig om er rekening mee te houden. Waarom hebben we dan alleen bij de heilige boeken een hekel aan diezelfde zorgvuldigheid en kan achteloosheid ons niet schelen? Op zichzelf immers al is de Heilige Schrift iets zo verhevens dat een waarlijk vroom man ook het kleinste detail juist met de meeste eerbied en aandacht dient te behandelen. Hij kruipt over de grond, zegt men, kwelt zichzelf met woordjes en lettergrepen. Maar hoe zouden wij ook maar één woord minderwaardig kunnen achten van Hem, die wij vereren en aanbidden als het Woord, temeer omdat Hij zelf getuigt dat ook de geringste jota of stip niet zomaar kan verdwijnen.Ga naar voetnoot6. De laagste eenheid noemt men letter; daarop steunt, als op | |
[pagina 173]
| |
de basis, de mystieke betekenis. Het zijn losse stenen, maar deze stenen schragen wel de massa van een ontzagwekkend gebouw. De heilige Hieronymus laakt enige uitmuntende Griekse schrijvers omdat zij in allegorieën spreken zoals het hun goeddunkt, met voorbijgaan van de historische betekenis,Ga naar voetnoot7. en betreurt het dat hijzelf in zijn jeugdige overmoed de profeet Abdias, wiens geschiedenis hij niet kende, allegorisch had geduid.Ga naar voetnoot8. Zoals de kostbare parel verborgen ligt in een waardeloze schelp, het onbeduidende kaf het nobele graan afdekt, en de wonderlijke kracht van het zaad schuilgaat onder een klein, dor hulsje, zo bevatten de gewoonste woorden, de lettergrepen en zelfs de accenten de grootste mysteries van goddelijke wijsheid. Als men zich afvraagt waarom Gods geest zijn rijkdommen in dergelijke omhulsels kleedt, moet men zich ook afvragen waarom de eeuwige Wijsheid de gedaante heeft aangenomen van een arm, nederig, veracht en verworpen mens. Om zulke ‘kleinigheden’ te begrijpen schuwt de heilige Hieronymus geen arbeid en is hij niet te trots om de hulp van een joods geleerde, en nog wel midden in de nacht, in te roepen. Om die kleinigheden keert de heilige Augustinus, al bisschop en oud, terug naar het Grieks waarvan hij als jongen zo'n afkeer had.Ga naar voetnoot9. Om die kleinigheden daalt de oude, kale Origenes als een schooljongen weer af naar de grondbeginselen van het Hebreeuws, zodat hij de Romein Cato nog overtreft. Op deze kleinigheden maakt Ambrosius graag toespelingen en Hilarius blijft erbij stilstaan. Chrysostomos, niet alleen door zijn welsprekendheid een man van goud, onderzoekt ze aan alle kanten en filosofeert erover met liefdevolle nieuwsgierigheid. En Cyrillus, in zijn voetspoor, ontfutselt een groot geheim aan het Griekse lidwoord, dat wil zeggen het eenletterige woordje ho. Hij smeedt er een onontkoombaar wapen tegen de ketters uit. Dan heb ik het er nog niet eens over dat onder het werken aan die details plotseling het grote geheel duidelijk wordt, - want zoals degenen die zinnen ontleden soms gedwongen zijn de woordbetekenis uit te leggen, zo moeten wij bij het verklaren der woorden soms de inhoud van de hele zin verduidelijken. Ik heb mij vroeger al hierop voorbereid via mijn eerdere en zwaardere commentaar op Paulus; daaruit zal misschien blijken of ik weldoordacht of op goed geluk naar deze ‘kleinigheden’ ben afgedaald. Maar goed, laat wie dat wil maar denken dat ik tot niets anders in staat was en dat ik, hetzij vanwege mijn trage geest en kille bloed,Ga naar voetnoot10. hetzij bij gebrek aan geleerdheid deze laagst gekwalificeerde taak op mij heb genomen. | |
[pagina 174]
| |
Iedere taak die met liefdevolle aandacht wordt verricht, hoort door een christen te worden gewaardeerd. Toen Christus een arme vrouw een stuiver zag gooien in een collectebus, prees hij haar omdat Hij de bijdrage niet aan de waarde, maar aan de geest van de geefster afmat.Ga naar voetnoot11. In een hoogst verheven omgeving is zelfs de laagste functie vol glans: wie veegt of kookt in een paleis geniet een groot prestige. Kan er dan in het huis van God ook maar één bezigheid zijn die afkeer inboezemt? Ik heb de bouwstenen aangesleept, maar wel om de tempel Gods te bouwen. Anderen, die rijker zijn, zullen het ivoor, goud, marmer en de edelstenen toevoegen. Ik plaveide een weg die voordien vol kuilen en plassen zat, zodat grote theologen zich voortaan gemakkelijker kunnen verplaatsen in hun wagentjes en op hun paardjes. Ik effende de grond van de arena waar zij nu de pracht en praal van hun wijsheid kunnen vertonen zonder zich te bezeren. Ik ontdeed met het houweel de braakliggende akkers van doornen en distels om hen des te vlotter een fraaie oogst te laten binnenhalen. Ik verwijderde allerlei obstakels en legde een forum aan waar degenen die de mysteriën van de Schrift willen onthullen, voortaan vrijer kunnen wedijveren, of elkaar gemakkelijker bestrijden. Wie zich voelt aangetrokken tot die oude theologie vindt er een grote steun in om zich schrap te zetten voor de strijd. Omgekeerd heeft degene die door de studie van de moderne theologie de oudere verwaarloost hiermee - naar de parabel in het evangelie: oude wijn is beterGa naar voetnoot12. - iets in handen om n'importe wat met meer zekerheid en betrouwbaarheid te behandelen. Zelfs als zulke voordelen geen baat brengen, is er toch niets verloren wanneer ze terechtkomen bij wie de heilige wetenschap liever put uit de zuiverste bronnen dan uit beekjes en poelen die zo dikwijls in elkaar zijn overgelopen, om niet te zeggen vertroebeld door de hoeven van zwijnen en ezels. Zoals de eigenhandig geplukte appel lekkerder is, het zelf uit de opwellende bron geschepte water smakelijker, de wijn uit het oorspronkelijke vat voller, zo hebben ook de heilige geschriften een moeilijk te omschrijven natuurlijk aroma. Leest men ze in de taal waarin ze rechtstreeks zijn ontvangen, deels uit heilige hemelse mond, deels geïnspireerd door Zijn geest, dan ademen ze een heel eigen, oprechte geest. Wie zou, als de toespraken van Christus nog bestonden in het Hebreeuws of Syrisch, dus woordelijk zoals Hijzelf heeft gesproken, niet graag in die talen filosoferen en de betekenis en de eigenschappen onderzoeken niet alleen van de woorden, maar van ieder leestekentje? Hoe dan ook, wat dat het dichtst benadert hebben wij binnen handbereik - en wij verwaarlozen het. Als iemand een ons kledingstuk of een stukje van de voet van Christus toont vallen wij op onze knieën, aanbidden | |
[pagina 175]
| |
en kussen het. Maar al kom je met al zijn kleding en alle voorwerpen uit zijn ouderlijk huis aandragen, er is niets wat ons Christus duidelijker, doeltreffender en volmaakter weergeeft en voor ogen stelt dan de geschriften van de evangelisten en de apostelen. Als iemand dus niet in staat is, of geen zin heeft, zich bezig te houden met deze heilige geneugten, laat hij dan ten minste niet luid protesteren, anderen overschreeuwen of afgunstig zijn op degenen die het betere nastreven. Laten zulke mensen blij zijn met wat zij hebben, met wat zij beminnen en genieten. Niemand verbiedt het hun. Ik schreef dit werk niet voor hen. Anderen daarentegen zullen menen dat het maar weinig voorstelt en liever willen dat mijn vertaling in niets met de Vulgaat overeenstemde. Ik was er echter niet op uit de taal mooier te maken, maar zuiverder en duidelijker. Het was hier niet de plaats om, zoals het gezegde luidt, een knoest in een rietstengel te zoeken.Ga naar voetnoot13. Moeten we niet eerder allemaal wensen dat er in de Heilige Schrift nooit iets voorkomt wat een werk als dit noodzakelijk maakt? In de evangeliën is de grote lijn van het verhaal duidelijk en verklaart het bijna zichzelf en kabbelt het voort in eenvoudige, onopgesmukte taal, zodat de vertaler of de kopiist niet al te veel kwaad kon aanrichten - hoewel er, alles bijeengeteld, toch te veel fouten voorkomen in een tekst waarover geen enkele twijfel zou mogen bestaan. Maar bij de brieven van de apostelen moest vanwege de moeilijke taal en inhoud vaker worden ingegrepen. Mijn ijver om aantekeningen te maken beteugelde ik daarbij voldoende om niet onnauwkeurig, noch overdreven pietluttig over te komen. Ik attendeerde eerder in de kortst mogelijke bewoordingen op alle problemen dan dat ik ze oploste, om niet aan een van nature weinig aantrekkelijke bezigheid ook nog eens een ergerlijke hoeveelheid prietpraat toe te voegen. Het is een vroom werk, een christenwerk. Daarom vraag ik u, beste lezer, op uw beurt met vrome oren en christelijk gemoed aan deze lectuur te beginnen. Laat niemand eraan beginnen met de geest waarmee hij misschien de Nachten van Gellius of de Miscellanea van Angelo Poliziano ter hand neemt, om de geniale kracht, de gloed der welsprekendheid, de verborgen geleerdheid te toetsen aan een lydische steen.Ga naar voetnoot14. Ik houd mij bezig met heilige stof die juist door zijn eenvoud en zuiverheid de wereld wordt aanbevolen. Het zou belachelijk zijn daarbij met menselijke geleerdheid te willen pronken, en in strijd met de vroomheid om zich te beroemen op menselijke welsprekendheid; mocht men die bezitten, dan zou men haar beter kunnen verbergen om niet, en terecht, het verwijt te horen: parfum op bonen.Ga naar voetnoot15. In onbaat- | |
[pagina 176]
| |
zuchtige en zuivere ijver bied ik deze heilige filosofie aan aan de oren van de christenen, opdat voortaan meer mensen zich met meer genoegen eraan kunnen wijden, met minder moeite kortom en met meer profijt. Moge Christus, met wiens getuigenis zowel als hulp ik dit werk verricht, weinig genade met me tonen als ik niet zozeer alle winstbejag heb vermeden dat ik welbewust een groot en onvermijdelijk financieel verlies op de koop toeneem. Verder kietelt de zoete roem mij weinig. Als ik niet had gevreesd dat het daardoor minder nut zou brengen, dan zou ik zelfs mijn naam niet vermeld hebben, maar een anoniem boek is voor iedereen iets verdachts. Ik ben gelijkelijk tot twee dingen bereid, rekenschap af te leggen als ik iets terecht heb gekritiseerd en een fout te bekennen als ik daarop word betrapt. Wij zijn mensen en wij achten ons van niets menselijks verschoond.Ga naar voetnoot16. Wat ik u in deze geest schenk, beste lezer, aanvaard dat in dezelfde geest. Dat zal voor ons beiden van groot belang zijn. U zult er meer profijt van hebben als u graag en oprecht aanvaardt wat u geschonken wordt, en ik zal minder spijt hebben van al mijn gezwoeg als ik weet dat het de goede mensen tot nut strekt. Mocht er iemand zo bits zijn en somber, of zo hard en onrechtvaardig dat hij met geen bezweringen valt te vermurwen, dan zal ik in ieder geval met smeekbeden van hem proberen te verkrijgen dat hij jegens de vrome studies althans die mate van billijkheid betracht die gerechtshoven betrachten jegens vadermoordenaars en heiligschenners. Daar wordt het schandelijk gevonden zonder kennis te oordelen; men velt pas een vonnis nadat een zaak nauwkeurig is onderzocht. Laat men mijn werk eerst lezen en goed onderzoeken, en pas daarna, als dat nodig is, veroordelen en verwerpen. Het is arrogant een boek te vonnissen dat men niet begrijpt; nog arroganter is het dat te doen over een boek dat men niet eens gelezen heeft. Vaarwel lezer, wie u ook bent. Ik smeek u uitdrukkelijk, als u enige vrucht hebt geplukt uit mijn arbeid, deze dienst te gedenken zoals het een christen betaamt en mij met vrome wensen bij Christus aan te bevelen. Van Hem alleen verwacht ik voor mijn arbeid een beloning. Bazel, 1515 |
|