De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd370 Van Jan Becker van Borselen
| |
[pagina 167]
| |
gestelde, jaarlijkse en niet te versmaden toelage uit de schatkist van de vorst - en dat alle geleerden hopen dat je dat aanbod graag zult aanvaarden.Ga naar voetnoot2. En het is duidelijk dat, als je die post niet aanvaardt, je niet door onze regeerders wordt miskend - iets waar wij altijd over klaagden - maar dat jij het bent die op ons land neerkijkt en het veracht, tenzij je dat aanbod afwijst omdat je een lucratiever en eervoller krijgt aangeboden. Maar wat het ook is, als je al iets hebt besloten, zou ik dat graag willen weten. Want je schreef dat je tot december daarginds zou blijven, maar je vermeldde niet waar je dan naar toe zou gaan en daarom koester ik de vurige hoop, samen met vele anderen, dat je op die voorwaarde naar het lieflijke Brabant terugkeert om er de rest van je leven in roem en rust verder door te brengen. Ik wens dat ik die dag ooit kan meemaken. Je wilt weten hoe het met mij gaat en je bent er weinig over te spreken, ja je keurt het af, dat ik oud zit te worden als privé-leraar. Ik herken daarin je oude genegenheid voor me en de gevoelens van een geliefd leraar die wil dat ik me bezighoud met eervoller en belangrijker zaken. Ik ben het ook volkomen met je eens dat ik ooit het onderwijs aan kinderen moet opgeven. Het is een taak die weinig in overeenstemming is met mijn leeftijd, maar ik word er vanuit mijn eigen streek nu al meer dan een jaar toe gedreven, bijna tegen mijn zin in, door zeer krachtige druk en grandioze beloften, vooral via de proost van Atrecht,Ga naar voetnoot3. aan wie ik eigenlijk uit dankbaarheid - een deugd waarin ik altijd wilde uitblinken - niets eerzaams meende te kunnen weigeren. Maar door mijn al gevorderde leeftijd, de voor mij nare ruwheid van deze streek en de bijna-afwezigheid van geletterd gezelschap, ervaar ik deze zaak en taak als heel wat zwaarder dan ik dacht. Ik zou hem beslist blijmoediger verrichten als ik zo gauw mogelijk deze post kon inruilen voor een of ander bekend gymnasium. Maar wanneer ik eenmaal ben begonnen staat het vast dat ik de opgenomen taak niet zal neerleggen, behalve wanneer mij een gunstige en vooral eervolle gelegenheid wordt geboden; ik zie daartoe spoedig een kans, als het niet mogelijk is tegen de volgende zomer ergens naar Frankrijk of Franche-Comté te verhuizen. Wat mijn gezondheid betreft, tot nu toe is die tamelijk goed; het klimaat en het voedsel hier verdraag ik zonder al te veel moeite. Vaarwel uit de stad Aarlen in Luxemburg, 22 november 1515 |
|