361 Aan Johann Kierher
Bazel [oktober 1515]
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Johann Kierher, gegroet
Aangezien je zelf een voortreffelijke geleerde bent en zoveel geleerde vrienden hebt, mijn beste Kierher, verbaast het mij dat je meende mij die vraag zo omslachtig te moeten stellen. Er is niets zo moeilijk of Hatten, mijn gastheer, krijgt het met drie woorden van me gedaan, als dat maar enigszins in mijn vermogen ligt. Over de manier waarop in de oudheid cijfers werden aangegeven door bepaalde gebaren met de vingers, zal ik iets optekenen uit de fragmenten van Beda. Het is te lang om hier te herhalen, temeer daar dat deel binnenkort zal verschijnen. Overigens, ik ben zelf geen voorstander van dat spitsvondig gewroet bij het uitleggen van cijfers en het staat niet vast of de manier van cijferen, zoals Hieronymus die heeft overgeleverd, dezelfde is als die van de joden.
Ik heb het zo druk met mijn studies en mijn werk, dat het mij niet mogelijk is verscheidene mensen te antwoorden. Groet hartelijk de heer Thomas Truchses, geleerd zonder vertoon en vriendelijk zonder klatergoud, en Hatten, een vriend met een hart van goud. Vaarwel Johann, buitengemene vriend.
Bazel [1516]