De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445

356 Aan Pieter Gillis
[Bazel, september 1515]

Erasmus aan zijn vriend Pieter Gillis

Ik vraag me af wat er in de geest van die galgenbrok^1. van me is opgekomen, dat hij zo plotseling uit jullie streek is vertrokken, want ik had hem nog op diezelfde dag vanuit Mechelen geschreven wat ik van hem verlangde. De waardeloze vent dwaalde maar wat rond, van jou naar Mechelen, toen naar Brussel en Leuven en ten slotte naar Diest. Na een maand keerde hij hier terug, zonder kleding en tien goudstukken armer; ik heb het monster dus ontslagen.

1. Kennelijk een bode.

[p. 155]

Zorg dat de brief, die ik heb ingesloten, bij de kanselier^2. arriveert. Ik heb wat brieven uitgegeven, onder andere mijn antwoord aan Van Dorp, en ik was van plan zijn brief^3. er aan toe te voegen als je die aan mijn bediende had meegegeven, zoals ik gevraagd had. De boekhandelaar zal je het boekje brengen. Mijn Handboek van de christensoldaat en nog een paar werkjes worden op het ogenblik gedrukt. Het Nieuwe Testament lag al klaar om gedrukt te worden, maar het werk is onderbroken omdat ik geen corrector kan vinden. Zodra ik een beetje tijd heb, zal ik je huwelijksgedicht^4. uitgeven. Ik blijf hier tot de maand november. Vaarwel en de groeten aan je familie, mijn beste vriend.

[1518]

2. Jean le Sauvage.

3. Brief 304.

4. Zie brief 312, noot 3.