De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd347 Van Maarten van Dorp
| |
[pagina 135]
| |
theologen, maar ook bij bisschoppen in de smaak viel. Míj verbaast het echter, Erasmus, dat jij in dit geval meer achting hebt voor de mening van bisschoppen dan voor die van theologen. Je kent toch de hedendaagse bisschoppen, hun levenswijze, hun gedrag, hun geleerdheid of moet ik zeggen hun onwetendheid? Natuurlijk zijn er wel een paar die die hoge waardigheid verdienen, maar hun aantal is verbazingwekkend klein, vooral als je denkt aan wat Paulus, in zijn brief aan Timotheus, van een bisschop eist.Ga naar voetnoot2. Verder, met welk doel eigenlijk zou je je vroegere vrienden willen provoceren met een kwestie waarover je had kunnen zwijgen zonder dat het uitmaakte? Waren er soms geen onderwerpen waarmee je nog grotere roem had kunnen behalen onder toejuichingen van de hele wereld? Er is een uitspraak van Epictetus, een zeer wijs man: bedenk dat niet iedereen het leuk vindt te luisteren naar wat jij leuk vindt om te zeggen.Ga naar voetnoot3. Stel nu dat iemand op zijn beurt de voltallige gemeenschap van grammatici, dichters, redenaars en van al diegenen die de schone letteren beoefenen, met zijn pen bestookt en spreekt van onbeduidende verhaaltjes, poëtische verzinsels, bakerpraatjes, pure leugens, trucjes en het voor de grap oplichten van mensen. Stel dat diezelfde persoon beweert dat men met het bestuderen van de omzwervingen van Aeneas (waarbij men de eigen dwalingen vergeet), hoeveel kinderen Niobe hadGa naar voetnoot4., hoe de stamboom van Jupiter met al diens nakomelingen in elkaar zit - stel dat hij beweert dat men met het uitpluizen van dit soort dingen enorm veel tijd verspilt en het beste deel van zijn leven verdoet, en dat er niets bestaat dat schadelijker is voor de christelijke godsdienst: wat dan, Erasmus? Zou dat je geen pijn doen? Zou je alles geweldig vinden? Ik geloof er niets van. Maar al die dingen werp jij, met heel wat meer bitterheid, de theologen voor de voeten! Terwijl het toch van het grootste belang is dat zij in aanzien staan, daar alleen zij de kudde van de Heer laten grazen in de weide van Gods wet. Maar misschien vind jij dat dichters of alleen degenen die ook Grieks kennen, de kudde mogen hoeden. Terug naar je brief. Er zijn mensen die zich niet tot op hoge leeftijd bezighouden met al die verfijnde auteurs, maar dat betekent niet dat zij de wederopbloei van de schone letteren betreuren. Anders zou jij het betreuren dat de schilder- en beeldhouwkunst weer opbloeien, aangezien jij je daar niet op toelegt. Over Poggio, die gemene en smerige schrijver, goed voor de brandstapel, over zo iemand maken de theologen zich wél kwaad, en ook over Pontanus. Want wat schreven die praatjesmakers behalve schunnige boekjes? Ze | |
[pagina 136]
| |
zetten de jonge mensen een venijnig gif voor, bestreken met de honing van hun verleidelijke en gelikte praatjes, zodat ze zonder het te weten iets slikken dat erger kan zijn dan de dood. En dan noem je de theologie, die nu al zoveel eeuwen gangbaar is aan de universiteiten, nieuw. Je zegt dat als de wereld eenmaal tot bezinning komt, zal blijken dat zij die tot nu toe alwetend wilden lijken, niets weten. Volgens jou, Erasmus, is dus de hele wereld dwaas. Ik vraag je, waarom? Omdat misschien niet iedereen vol aanbidding is voor die smaakvolle en verfijnde, vreedzame, beschaafde, geleerde letteren, Muzen, humaniora - dit is maar een greep uit de termen die ze gebruiken. Heeft soms een van de Thespische nimfenGa naar voetnoot5. georakeld dat alleen dát ‘de schone letteren’ zijn? En waarom staan de koninginnen onder de talen - Grieks en Latijn - boven dat degelijke Hollands van ons, behalve omdat bijna alle wetenschappelijke kennis in die talen is overgeleverd? Niemand twijfelt aan de wijsheid van de Grieken. Maar zij kenden geen Latijn. Wij weten dat de Hebreeën de Grieken voorgingen in hun streven naar wijsheid. Maar zij kenden geen Grieks. Juist in zoverre zij kennis doorgeeft, staat de ene taal boven de andere. Wie behalve een dwaas wil niet liever wijs zijn, ook al wordt hij het prototype van barbarij, dan prachtig schrijven zonder wijsheid? We moeten dus Grieks of Latijn leren om kennis te vergaren. Goed, maar waarom zou iemand die niet beschikt over een elegante stijl overeenkomstig Valla's smaak, niet kunnen begrijpen wat er in het Latijn in de Heilige Schrift staat? Als ik mensen in het Frans hoor praten begrijp ik ze op dat moment, maar ik kan niet wat ik gehoord heb in het Frans weergeven. Denk vooral niet, mijn beste Erasmus, dat onze theologen niet begrijpen wat zij lezen en wat bij hun vak hoort, ook al praten ze als barbaren. Trouwens, ik weet niet of die grammatici van jou er al uit zijn wat erger is, barbaar genoemd te worden of Turk. Zij zullen denkelijk meer gesteld zijn op de Turk en nóg meer op de jood, mits die enige opleiding heeft, dan op een medechristen die besmet is met die afschuwelijke barbarij, ik zou bijna kunnen zeggen verderfelijke ketterij; werkelijk, iemand die ook maar één keer een barbaars woordje gebruikt, beschouwen ze amper als mens. Daarom zegt Augustinus: ‘Aanschouw Here God, aanschouw in lankmoedigheid zoals u altijd doet, hoe getrouw de mensen regels omtrent de taal die zij ontvingen van sprekers vóór hen, in acht nemen, maar de onvergankelijke regels die zij van u ontvingen omtrent hun eeuwig heil verwaarlozen. Zo kan het gebeuren dat iemand die vasthoudt aan die oude opvattingen over de uitspraak of ze onderwijst, meer ergernis wekt wanneer hij in strijd met wat de grammatici leren homo (mens) uitspreekt | |
[pagina 137]
| |
zonder h, dan wanneer hij in strijd met uw geboden een mens haat, hoewel hij een medemens is.’Ga naar voetnoot6. Overigens zie ik niet in waarom die nieuwe theologie zo verderfelijk zou zijn voor studie en zeden. Waren al die grote heiligen, Thomas, Bonaventura, Willem van Auxerre, HugoGa naar voetnoot7. en vele, vele anderen dan een plaag voor Gods kerk? Waren al die mensen, die al duizend jaar geleden heilige zaken behandelden, een plaag? Maar de kerk heeft ze allemaal wel op de lijst der heiligen geplaatst, de heilige Thomas juist wegens het goddelijke als het ware van zijn leer. Toen tijdens de bijeenkomst van de kardinalen over hem en zijn wonderen werd gesproken, antwoordde de paus dat hij de Quaestiones, door Thomas' goddelijk genie opgeschreven en ons nagelaten, als wonderen beschouwde. Met welk medicijn wil je de pest van die ‘nieuwerwetse’ theologie, over de hele wereld verspreid, genezen? En als die theologen, niet ingewijd in de mysteriën van de poëzie, al zo verderfelijk zijn voor de zeden, hoe staat het dan met de rechtsgeleerden, de artsen? Vinden we hen geschikt om recht te spreken of drankjes te maken, terwijl zij misschien wel veel verder van die mysteriën afstaan? Bovendien, waarom besluiten de paus, de bisschoppen, de kardinalen, de abten niet dat zij niemand in hun rangen opnemen die niets met de Muzen van doen heeft? Misschien zou het beter zijn onder de Turken welsprekende mannen te werven, volleerde letterkundigen, die hun licht laten schijnen over de kerk van God, dat wil zeggen openbare lessen geven over de verhalen van Ovidius, de ezel van Apuleius, de dromen van Lucianus, aangezien de Heilige Schrift in het Latijn barbaars is omdat de vertaler zat te suffen, en in het Grieks bij lange na niet Lucianus' elegantie benadert. Wellicht is het ook een goed idee, op de universiteiten Vergilius (want hij is de grootste dichter en misschien ook wel profeet) voor te lezen aan mensen die inzicht willen verkrijgen in de Heilige Schrift. Maar luister naar Augustinus, die in zijn Belijdenissen, boek 1, hoofdstuk 16, over de poëtische verzinsels van Homerus zegt: ‘O rivier van de hel, in jouw golven werpt men de kinderen der mensen. Zouden we de woorden gouden regen, schoot, lelijke streek en hemelgewelf niet kennen als TerentiusGa naar voetnoot8. niet een liederlijk jongmens had opgevoerd dat bij het zien van een wandschildering, zich Jupiter tot voorbeeld van ontucht stelde? “Daar was een schilderij, waarop stond afgebeeld hoe Jupiter volgens het verhaal een gouden regen laat afdalen in de schoot van Danaë om een vrouw een lelijke streek te leveren.” Zie hoe hij zich opwekt tot wellust, alsof de hemel het dicteerde: “Ja, en wat voor god! Die door zijn donder het hemelgewelf schudden doet; zou ik, een zwak mens, dit dan niet doen? Ik deed het inderdaad en graag.” Het is beslist | |
[pagina 138]
| |
niet zo dat je door zoiets schunnigs die woorden beter leert; maar door die woorden wordt zoiets schunnigs met meer vertrouwen ten uitvoer gebracht. Ik beschuldig niet de woorden, die als bijzondere en kostbare vazen zijn, maar wel de wijn van de dwaling die ons daarin wordt gepresenteerd door dronken leermeesters. Als wij die niet drinken, krijgen we zweepslagen en we mogen niet bij een nuchtere rechter in beroep gaan.’Ga naar voetnoot9. Tot zover Augustinus. In mijn handschrift staat echter foutief niet Danaë maar Diana. Voor theologen is Danaë een ongewone naam, terwijl ze die van Diana misschien wel eens hebben opgevangen. Daarom verving een of andere corrector de ene naam door de andere. Als nu een arrogante letterkundige hierop stuit, zal hij onmiddellijk luidkeels roepen: ‘Weg met die domme theologen, die goede handschriften bederven omdat zij nooit van de schone letteren proefden en zelfs Terentius niet lazen. Kijk eens hoe dom zij zijn! Zij denken dat Diana, die altijd maagd is gebleven, door Jupiter werd verleid!’ Maar, mijn beste Erasmus, wat maakt het uit of een theoloog ‘Danaë’ of ‘Diana’ leest? Of ‘iemand’? Of ‘hoertje’? Ontgaat hem dan de betekenis van het verhaal? Niet in het minst, lijkt me, tenzij zich wellicht het acute gevaar voordoet dat we door hun onkunde niet meer de hele stamboom van Jupiter kennen, omdat zij hun onderzoek liever richten op de nakomelingen van Christus. Wat moet ik over Martialis zeggen, over Ovidius, ja zelfs over Horatius en Juvenalis, als, naar de woorden van Augustinus, zelfs Terentius, volgens mij de meest kuise van allen, ons de wijn van de dwaling voorzet? Wat zetten die anderen voor behalve puur gif voor de ziel, behalve helse drankjes vervat in die gepolijste taal van hen? Laten we verder gaan, maar langzaam. ‘Degenen,’ zeg je, ‘die de Lof veroordelen, zullen de uitgave van Hieronymus niet verwelkomen.’ Dat is zeker een nieuw soort roem: iets uitgeven waar maar weinig mensen gelukkig mee zijn. Vooruit maar, de theologen zullen het niet toejuichen. Wie dan wel? De rechtsgeleerden? De artsen? De filosofen misschien, om hun zeis te zetten in de oogst van een ander? O, je doet het voor de grammatici. Laat de grammatici dan op de troon zitten als rechters over alle andere wetenschappen en laten zij voor ons een nieuwe theologie baren, die ten slotte ter wereld zal komen als de belachelijke muis.Ga naar voetnoot10. Het valt te vrezen dat de geleerden niet zullen buigen voor hun scepters. Die scepters zijn namelijk de roeden waarmee ze heersen in hun holen waar de klappen niet van de lucht zijn, en dommer dan Zelfgenoegzaamheid en Zotheid, menen zij alle wetenschappen te beheersen, omdat ze de woorden zelf en de structuur van de teksten begrijpen. Er is dan geen enkele behoefte meer aan universiteiten: | |
[pagina 139]
| |
de school van Zwolle of van Deventer is voldoende. In ieder geval is Hieronymus van Praag, aanhanger van Johannes Hus, van mening dat de universiteiten de kerk van God evenveel goed doen als de duivel. Dat het concilie van Constanz deze stelling veroordeelde kan de grammatici geen zier schelen, aangezien zeker is dat daar niemand aanwezig was die iets met de Muzen van doen had of Grieks kende. Nu de rest van je brief. Ik heb niet beweerd, mijn beste Erasmus, dat er geen fouten staan in het Nieuwe Testament. Ik weet heel goed dat Hieronymus veel passages verbeterde. Maar ik beweerde - en dat is nog steeds mijn mening - dat er geen dwalingen in staan, geen leugens. Dat zeg je ook zelf in je brief, maar je voegt eraan toe dat de juiste lezing bedorven is door allerlei kopiisten. Hier ligt de kern van ons geschil. Uit welke manuscripten kun je eigenlijk opmaken dat de tekst van het Nieuwe Testament bedorven is, nadat Hieronymus het had verbeterd naar de Griekse bronnen? Het is allerminst verwonderlijk dat de door jou genoemde kerkvaders, Hieronymus, Ambrosius, Augustinus, Hilarius, in hun tijd daar hun toevlucht zochten: die bronnen waren toen nog zuiver en onbezoedeld. Hoe kun je, nu er in Griekenland vele ketterijen zijn ontstaan en een groot schisma heeft plaatsgehad, vaststellen dat hun handschriften niet bedorven zijn? Je schrijft dat het komt door moeilijkheden als de begrenzing van de woorden, de accenten en dergelijke, maar met die redenering kaats je wonderlijk genoeg de bal terug naar je zelf. Men maakt nu eenmaal sneller fouten als men op veel dingen moet letten. Hoe licht kan een kopiist een accent vergeten! En dat, als ik je goed begrijp, maakt een handschrift corrupt. En hoe komt het dan dat Latijnse handschriften niet foutloos worden weergegeven? Dat komt toch alleen door de zorgeloosheid en de onbekwaamheid van de drukkers? Kijk eens goed wie zeldzamer zijn: mensen die in staat zijn Grieks te drukken, of Latijn; dan weet je ook welke handschriften geacht moeten worden een betere tekst te bieden. Maar je ziet niet wat dit eigenlijk met de zuiverheid van het geloof te maken heeft. Dit is, mijn beste Erasmus, wat ik zo graag van je zou willen: dat je, als de vertaler ergens had zitten suffen, als hij iets niet goed of niet duidelijk had weergegeven, je daar een aantekening bij zou maken, maar dat je niets zou veranderen als de Latijnse handschriften qua betekenis zouden afwijken van de Griekse. In dat geval moeten we ons aan de Latijnse tekst houden. De heilige Hieronymus zei dat hij bij het verbeteren van de evangelies door ze te vergelijken met de Griekse handschriften, zijn pen opdracht gaf alleen dat te corrigeren wat de betekenis leek te veranderen, en dat hij al het overige liet zoals het was.Ga naar voetnoot11. Ziedaar, Hieronymus herstelde alles wat van | |
[pagina 140]
| |
de juiste betekenis afweek. Andere dingen, hoe barbaars of onnozel ook, handhaafde hij. Als die nu worden verbeterd, zal ik niet protesteren. Maar als Latijnse handschriften in Hieronymus' dagen zo slecht waren, wat is de reden, zul je vragen, dat kopiisten niet gedurende zoveel eeuwen opnieuw van zijn gezuiverde tekst zijn afgeweken? Ik denk dat dat komt door de grote nauwgezetheid waarmee de Heilige Vaders ervoor hebben gezorgd dat de gewijde teksten, die Hieronymus had gezuiverd, ongeschonden bleven. En als ze om een of andere reden wellicht bedorven lijken, verzoek ik je, en wel zeer dringend, uit te leggen waarom niet om dezelfde reden ook de Griekse in verval zijn geraakt; aangezien accenten en andere moeilijkheden, waarover ik zojuist sprak, eerder wel dan niet aanleiding tot vergissingen geven. Je vraagt in welk concilie de Vulgaat, waarvan de schrijver onbekend is, officieel is goedgekeurd. Ik heb niet beweerd, Erasmus, dat de Vulgaat in een bepaald concilie is goedgekeurd, maar dat vele concilies hun toevlucht namen tot deze versie en geen andere, telkens als zich een geloofsprobleem voordeed; iets wat je weet als je ooit de decretalenGa naar voetnoot12. hebt ingezien. En dat het minder zuiver Latijn is en niet zo sierlijk, komt volgens mij omdat het woordelijk met het Grieks overeenkomt. Immers hoe letterlijker je iets vertaalt, des te droger de vertaling, omdat je in de ene taal veel dingen zonder problemen kunt zeggen die je in een andere taal alleen maar met veel woorden of onduidelijk of stroef kunt weergeven. Zo is waarschijnlijk van alle vertalingen deze ene door de kerk Gods en de Heilige Vaders aan ons doorgegeven, omdat ze het betrouwbaarst is. Door welk toeval zou anders alleen deze uit zo vele bewaard zijn gebleven? Want Augustinus zegt in het tweede boek, elfde hoofdstuk van zijn De doctrina christiana: ‘Degenen die de Schrift uit het Hebreeuws in het Grieks hebben vertaald zijn te tellen, maar de Latijnse vertalers niet. Telkens als iemand in de eerste tijden van het geloof een Grieks handschrift in handen kreeg en meende enigszins in de twee talen thuis te zijn, waagde hij zich aan een vertaling.’Ga naar voetnoot13. Aldus Augustinus. Daaruit leid ik af dat de Kerk om de gelovigen door verschillende interpretaties niet in verwarring te brengen, alle vertalingen heeft verworpen behalve die welke door Hieronymus is gecorrigeerd. Als je wilt dat iemand je vertelt dat het zo is gegaan zoals ik zei (tenzij jij de waarheid van de Evangeliën die ons zijn overgeleverd liever met een ander bewijs wilt staven dan hun goedkeuring door de kerk van God) - Augustinus zegt: ‘Ik zou niet in het Evangelie geloven als het gezag van de Kerk mij er niet toe dwong.’Ga naar voetnoot14. Zeg me nu eens, Erasmus, welke versie keurt de Kerk goed? De Griekse, die ze | |
[pagina 141]
| |
niet gebruikt, ja, al vele eeuwen niet meer gebruikte, evenmin als ze met die mensen omging omdat ze schismatici zijn, of de Latijnse, de enige die ze citeert wanneer iets op grond van de Heilige Schrift vastgesteld moet worden, zelfs met voorbijgaan van Hieronymus als hij een andere lezing geeft, wat niet zelden gebeurt? De troebele, ja zoutloze leer van ‘die theologen’ - ik neem aan dat je die van Leuven bedoelt - mag van jou de deur uit. Maar je herinnert je, Erasmus, - het staat in je eigen Adagia - dat de reiger elk water troebel vindt en daarom zegt dat het de schuld is van het water;Ga naar voetnoot15. zo ook is alles in de dialectiek van Aristoteles - de enige die men hier doceert - troebel voor onervarenen telkens wanneer de oefenschool van het disputeren wordt betreden. Je noemt deze leer zoutloos, maar vertel eens, door welke geest is geopenbaard, waar in de Heilige Schrift staat dat onbenulligheden van dichters het zout zijn dat de leer van Christus smaak moet geven? Ik ben het volkomen eens met die grote dialecticus, de heilige Augustinus, in boek 2, hoofdstuk 13 van De doctrina christiana: ‘Of men inter hominibus of inter homines (onder de mensen) zegt, doet voor iemand die kennis wil nemen van de inhoud niet ter zake. Of men ignoscere (vergeven) uitspreekt met de derde lettergreep lang of kort, is geen punt van aandacht voor iemand die God vraagt zijn zonden te vergeven. Toch nemen de mensen daar aanstoot aan, en des te meer naarmate ze zwakker zijn. En ze zijn des te zwakker naarmate ze geleerder willen lijken, niet door inhoudelijke kennis die sticht, maar door kennis van tekens die gemakkelijk tot verwatenheid leidt.’Ga naar voetnoot16. Tot zo ver Augustinus, en een stukje verder, in hoofdstuk 31: ‘Bij allerlei vraagstukken die zich in de Heilige Schrift voordoen, conclusies, definities, analyses, is de interpretator zeer gebaat bij het onderwijs in het logisch redeneren.’Ga naar voetnoot17. En Hieronymus over Ezechiel, hoofdstuk 25 - het staat ook in onze Glossa ordinariaGa naar voetnoot18. - verklaart: ‘wat er in deze wereld aan slechte doctrines bestaat, alles wat betrekking heeft op de aardse wetenschap en waarvan men denkt dat die onomstootbaar is, wordt ondermijnd door de dialectiek en valt als door een vuur in stof en as uiteen, zodat bewezen wordt dat wat het sterkste scheen, niets waard is.’Ga naar voetnoot19. Je ziet dat Augustinus en Hieronymus de redeneerkunst | |
[pagina 142]
| |
goedkeuren en zelfs als een onderdeel van het spreken volgens taalkundige regels beschouwen, mits men niet afdwaalt van de eigenlijke inhoud. Verder ben je volkomen op de verkeerde weg, Erasmus, met je veronderstelling dat onze theologen zich slechts bezighouden met oefeningen in sofismen. Vertel me eens: waarom zouden mensen die niets afweten van poëzie, niet de evangelies, de brieven van Paulus en de hele bijbel kunnen bestuderen? Ik kan er hier veel noemen die zonder boeken, enkel vertrouwend op hun geheugen, met wie dan ook over een bijbeltekst kunnen discussiëren. Denk maar niet dat de theologen de slaap van Endymion slapen in de tijd die jij doorbrengt met de letteren. Of dat degenen die niet aan poëzie of retorica doen, inzicht missen. Kunnen de onaanzienlijkste handwerkslieden, ja zelfs de geringste slaven niet uitmunten in helder verstand? Wat wil je eigenlijk bereiken met al die invectieven tegen de theologen zoals stompzinnig, onbeschaafd, verderfelijk en zonder enig verstand? Het is geen kunst kwetsende dingen te zeggen, maar het is niet erg fatsoenlijk en al helemaal niet de taak van een rechtschapene, zeker niet als wij de strenge woorden van onze Verlosser overwegen: ‘Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur.’Ga naar voetnoot20. Hierover zegt Hieronymus: ‘Als wij al rekenschap moeten geven van de overbodige dingen die we zeggen, hoe veel temeer dan niet van een beschimping. Wie iemand die in God gelooft voor “dwaas” uitmaakt, zondigt tegen de godsdienst.’Ga naar voetnoot21. Ten slotte zie ik niet, mijn beste Erasmus - natuurlijk omdat ik een beetje traag ben - hoe groot die verdienste is, waar taalkundigen zo vaak publiekelijk met ophef over spreken, waarop ze zich bij uitstek beroemen en trots zijn, namelijk dat ze volstrekt niet weten wat sofistiek is. Dat is geen reden tot lof, mijn beste Erasmus. Wel een reden tot lof is ook het kleinste onderwerp te kennen, zolang het je niet ongeschikt maakt voor andere, verhevener dingen. Hoe moet dat nu als iemand die doorkneed is in de sofistiek, tegelijkertijd alles weet van de Heilige Schrift? Moet iemand soms in dat geval als een heiden en tollenaar geëxcommuniceerd worden, dat wil zeggen verbannen worden, omdat hij zich als jongen in de sofistiek (schandalig!), ja, zelfs in de dialectiek had geoefend? En als hij niet eerder van zijn sofistische dwalingen terugkomt dan Augustinus van die der manicheïsten, dat wil zeggen op zijn dertigste, en zich daarna onvermoeibaar en vol vuur wijdt aan de Heilige Schrift? Zal er voor hem geen enkele hoop meer zijn? En nog veel minder dan wanneer hij zijn leven lang goederen had verhandeld of hele dagen had liggen snurken? Weet je niet welke mening jouw vriend Plato in de Gorgias is toegedaan, dat hij het niet | |
[pagina 143]
| |
erg vindt wanneer hij een jongen sofistische redeneringen ten beste hoort geven, als hij er maar niet zijn hele leven mee verbeuzelt?Ga naar voetnoot22. Pas er toch voor op de zuiverste vertegenwoordigers van de dialectiek die je heden ten dage kunt vinden, sofisten te noemen, want dat is een valse voorstelling van zaken. Je kunt immers niet uitmaken wat het verschil tussen een dialecticus en een sofist is als je geen van beide disciplines beheerst. Als je de Leuvense en meer nog, de Parijse theologen sofisten noemt, bestaat er in de hele wereld geen dialectiek en heeft die ook al die eeuwen niet bestaan. Vertel me trouwens eens waar ter wereld die zuivere dialectiek van jou wordt onderwezen, als er misschien twee of drie mensen zo geniaal zijn om zonder hulp van leraren, dat wil zeggen alleen met behulp van boeken als zwijgende leermeesters, de hele aristotelische dialectiek te begrijpen. Zo iemand zou dan al een tweede Augustinus zijn, want we hopen dat hij geen Aristoteles zal worden genoemd. Denk dus niet dat iedereen een sofist is die de Heilige Schrift bestudeert zonder Grieks te kennen, of die de verhalen van Ovidius of de metriek bij Terentius niet beheerst. Tenzij voor jou misschien iedereen een sofist is die beter kan redeneren dan jij, dat wil zeggen iedere dialecticus. Precies zo weigerde de grammaticus Cresconius met zijn volgelingen, ofwel de ketter met de ketters, christelijke leraren aan te horen, vooral Augustinus, omdat men van hem zei dat hij de scherpzinnigste van alle dialectici was. Hier geeft Augustinus zelf in plaats van mij het antwoord. Hij wijst erop dat de apostel Paulus zeer vaak van de dialectiek gebruik maakte, zoals te zien is in het 22e hoofdstuk van de Actus apostolorum - ik gebruik met je welnemen de gewone benaming; overigens weet ik dat beschaafde lieden en aanhangers van Valla Acta horen te zeggen; en, bij de Heilige Zotheid, het maakt veel uit. Waarom zouden wij immers ook niet zweren bij deze veelgeprezen heilige? Naar ik aanneem heb jij thuis de boeken van Augustinus bij de hand: zijn verdediging van de dialectiek zul je vinden in Contra Cresconium grammaticum i, 12/20. Denk vooral niet, Erasmus, dat iemand pas een volmaakt theoloog is als hij de hele reeks bijbelboeken begrijpt naar de letter, en evenmin als hij morele betekenissen weet op te delven, als een tweede Origenes. Er blijft nog veel te leren over, moeilijker om te begrijpen maar ook nuttiger voor de kudde waarvoor Christus is gestorven. Hoe zouden we anders weten hoe we de sacramenten moeten bedienen, welke vormen er daarvan zijn, wanneer de zondaar absolutie wordt verleend, wanneer hij wordt afgewezen, welke regel herroepen mag worden en welke gehandhaafd kan worden en talloze dergelijke kwesties? Als ik me niet erg vergis, kun je met aanzienlijk minder moeite een goed deel van de bijbel van buiten leren, voordat je leert de knoop van ook maar één zo'n ingewikkeld pro- | |
[pagina 144]
| |
bleem te ontwarren. Die doen zich dagelijks in groten getale voor, waarbij zelfs al vier woorden je vele uren kunnen kosten; - tenzij je zelfs al deze dingen, die betrekking hebben op de sacramenten, kletspraat van theologen noemt, terwijl de heilige katholieke kerk van God leert dat zonder de sacramenten de verlossing van de mens gevaar loopt. Je vindt dat het voor mijn studie nodig is kennis te nemen van het Grieks en daarom spoor je me daartoe aan. Ik weet dat je dat doet met vriendschappelijke bedoelingen, maar ik ben zo vrij hierin met je van mening te verschillen. Als ik slechts Latijn ken en geen Grieks, zal ik niet in staat zijn te begrijpen wat in het Latijn is geschreven? En als iets in een barbaarse taal is geschreven en ik die barbaarse taal beheers, waarom zou ik het dan niet begrijpen? Giovanni Campano werd beschouwd als een zeer welsprekend man. Dat was hij ook; hij deed in elegant Latijn niet onder voor ook maar één van de moderne schrijvers. Zo ook Pomponio Leto. Toch kende geen van beiden Grieks. Lorenzo Valla, die Hercules, die de verschrikkelijke monsters van de Latijnse taal versloeg, leerde pas Grieks toen hij al een oud man was. Als deze mensen zich de schone letteren eigen maakten zonder kennis van de Griekse literatuur en er een grote naam in verwierven, waarom zou het niet mogelijk zijn dat ook ik, als God het wil, de Heilige Schrift begrijp zonder diezelfde Griekse literatuur, behalve dat ik minder getalenteerd ben dan zo grote mannen? Je hebt hier een lang en breedsprakig antwoord op je brief, maar met vriendschappelijke bedoeling geschreven door een zeer goede vriend van je. Ook al vaar ik misschien wat heftig uit, toch zijn mijn gevoelens van vriendschap, die blijvend zijn, allerminst bekoeld. Wat ik van anderen hoorde, rechtsgeleerden, artsen, filosofen - niet alleen theologen, al waren die er ook bij -, heb ik voor jou uiteengezet alsof ik een personage in een toneelstuk was. Als bepaalde dingen, die niet door mij maar door anderen werden gezegd, aannemelijk lijken, accepteer die dan; zo niet, dan zullen ze je aansporen de lezers uitvoeriger van repliek te dienen, als je van te voren weet wat ze denken. Ik had hier ook niet toe overgehaald kunnen worden, althans niet om een zo vrijmoedige brief te schrijven, als ik niet op verschillende plaatsen bij je had gelezen dat iemand die kritiek levert meer tot voordeel strekt dan iemand die prijst, en jij altijd zo iemand liever hebt, omdat die het meest tot voordeel strekt. De wonden toegebracht door een vriend getuigen van groter trouw dan de kussen van je vijand.Ga naar voetnoot23. Denk dus aan je eigen wijze opmerking, en word niet boos op een vriend die kritiek levert. Meester Jean de Nève, nu rector van onze universiteit, vraagt me je te groeten en zegt dat je op hem kunt rekenen in alles wat je van een goede vriend kunt verwachten. Je zult dat ondervinden als je hem ooit de kans wilt geven jou of iemand | |
[pagina 145]
| |
van je vrienden te begunstigen. En Dirk Martens, onze drukker, die je deze brief brengt,Ga naar voetnoot24. vraagt me ook hem bij jou aan te bevelen. Dat doe ik met volle overtuiging. Hij verdient je genegenheid, en ook dat je hem bij gelegenheid wat gunt en iets te drukken geeft; ik weet niet of er onder de mensen iemand te vinden is die jou zo toegedaan is. Dat je besloot abt MeynardGa naar voetnoot25. te noemen, was welbestede vriendelijkheid, want hij zal zich niet ondankbaar tonen. Ten slotte, denk eraan dat ik áán jou schrijf wat anderen óver jou in jouw afwezigheid op afstand zeggen, maar dat ik als er anderen bij zijn heel anders over je spreek dan ik nu schrijf. Daarom, wees me genegen, dan ben je iemand genegen die jou zeer genegen is en je naam en je roem overal luid verkondigt, ook al denk ik over sommige dingen anders dan jij, in alle opzichten de geleerdste. Vaarwel. Leuven, 27 augustus 1515 |
|