De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3: Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus[p. 133] | |
346 Van Joost Bade
| |
Joost Bade aan de heer Erasmus, gegroetHeer Erasmus, uitmuntende vriend, ik heb je brief ontvangen, die een duidelijk bewijs is van je gebruikelijke welwillendheid jegens mij. God geve dat ik ooit jouw eervolle belangen zal kunnen dienen zoals ik zou willen. De wil is zeker aanwezig en zal, daar kun je zeker van zijn, een gelegenheid vinden iets te doen, als je erom vraagt. Franz1. behandelde mij, wat de grote Adagia betreft, fatsoenlijk. Al het overige, gedrukt in de Zuidduitse landen met je nieuwe aanbeveling en index,2. gaat ten koste van mij, maar als dat in jouw belang is of als je er meer eer mee inlegt, dan schik ik me daarin en heb ik er ook vrede mee. Cop, Lefèvre en de andere vrienden die je door je uitmuntende letterkundige kennis en buitengewone geleerdheid niet alleen voor je hebt gewonnen maar ook aan je hebt verplicht, maken het goed. Budé is zijn werk De asse weer aan het bijschaven.3. Ruel maakt de Dioscorides4. gereed voor de pers. We stellen Quintilianus, voor zover mogelijk, opnieuw ter be- | |
[p. 134] | |
|