De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445

336 Van John Fisher
Halling [mei 1515]

John, bisschop van Rochester aan Erasmus, gegroet

Deze dagen, Erasmus, heb ik de ‘dialectiek’^1. van Rudolf Agricola doorgelezen. Ik trof het werk aan in een boekhandel. Ik heb het gekocht omdat jij met lof van hem spreekt in je Adagia. Want ik kon me niet voorstellen dat iemand die tegelijkertijd zo door jou en Ermolao^2. werd aanbevolen, het niet waard zou zijn gelezen te worden. Om kort te gaan: nooit las ik op dit gebied

1. Rudolf Agricola, De inventione dialectica (Leuven, 1515).

2. Ermolao Barbaro.

[p. 95]

iets wat onderhoudender en geleerder was; zo lijkt hij werkelijk ieders bijval te hebben afgedwongen. Had ik maar als jongeman zo'n leraar gehad! Echt, ik zou daar blijer mee geweest zijn - en ik lieg niet - dan met mijn aartsbisdom.

Maar we zullen daarover nog wel eens spreken. Kom bij me langs, wanneer je je reis naar Bazel aanvangt, want ik zal je raad hard nodig hebben. Ik bid daarom, dat je het niet vergeet, en dat je lang en gelukkig mag leven in goede gezondheid.

Vanuit Halling

Je John Rochester