De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd335 Aan Leo X
| |
[pagina 85]
| |
Erasmus van Rotterdam aan Zijne Heiligheid Leo X, een waarlijk hogepriester, gegroetDe hoogheid van uw ambt in aanmerking genomen, Heilige Vader, zullen zelfs de grootste vorsten niet zonder schroom een brief aan u richten. Want wie vreest niet tot u te spreken met brieven, u, die door de majesteit van uw ambt zozeer ieder ander mens in verhevenheid overtreft als de overige mensen boven de dieren staan, en die temidden van de mensen een waarlijk goddelijk te noemen macht uitoefent? De bijzondere goedheid van uw karakter echter en de ongelooflijke menslievendheid waarmee u zelfs uw eigen grootheid overtreft, waarmee u zelfs de grootsten overtreft, wordt niet alleen over de hele wereld eenstemmig geprezen, maar licht ook op - zo zegt men - uit uw hele gelaat en lichaamshouding. Deze goedheid, die ik vroeger in Rome al in een persoonlijke ontmoeting met u leerde kennen, boezemde me zoveel vertrouwen in dat ik, misschien wel de onbeduidendste persoon, niet aarzel Uwe Verhevenheid met een brief lastig te vallen. Ach, wat zou ik me graag op de grond werpen om uw gezegende voeten te kussen. Ik zie overal, ik hoor overal, in het hele christenrijk, dat mensen van allerlei rang en stand zich verheugen over zo'n kerkvorst. Voor alle mensen geldt dat zij dat met reden doen, maar terecht verheugen geen van allen zich meer dan zij die zich laten leiden door liefde voor de ware vroomheid en de schone letteren, vooral omdat dat nobele en door hun onsterfelijke naam voor eeuwig voortlevende geslacht van de' Medici, waaraan de wereld Leo te danken heeft, altijd mannen, uitmuntend in goedheid en geleerdheid, gekoesterd en geëerd heeft. Daaruit kwamen binnen enkele jaren, als uit het paard van Troje, zoveel eminente geleerden voort, zoveel schrijvers die de evenknie zijn van Cicero, Vergilius, Plato, Hieronymus, dat dit alleen al bij alle leergierigen de hoop deed postvatten dat Leo door de goddelijke voorzienigheid aan de wereld was geschonken om al het schitterend talent, om alle schone kunsten weer te laten opbloeien. Verder blijft u uw geslacht zozeer trouw dat u de glorie van uw Huis, al is het verreweg het meest geachte van alle, nog overtrof met uw kwaliteiten en het nog luisterrijker maakte juist door zijn licht in zekere zin te verduisteren met de schittering van de gaven die u sieren. Bij een uitstekend karakter kwam natuurlijk nog een uitstekende opleiding. De vruchtbare grond van uw verstand werd gecultiveerd door de beste persoon die men zich daarvoor kan denken, de beroemde Poliziano, een buitengewoon beschaafd man. Hij liet u kennis maken, niet met die doornige en twistzieke literatuur, maar met de ware en, zoals ze terecht heten, schone letteren en met, zoals ze zeggen, de vreedzamer muzen, die zelfs het meest onbeheerste karakter zacht en vrien- | |
[pagina 86]
| |
delijk stemmen; hij wijdde u niet slechts in, maar bracht u tot volmaaktheid. Derhalve vinden we in de hoogste leider op aarde de twee dingen die PlatoGa naar voetnoot1. eist in de vorst van een staat, een natuurlijke begaafdheid en een juiste opleiding, zodat men zich verder niets meer kan wensen. Bij deze voortreffelijke basis voegde zich wat óf uw eigen werkzaamheid óf Gods genade te noemen is. En zo geschiedde het dat, terwijl het vrije leven in de stad Rome toch niet zelden zorgt voor een smet op de goede naam van zelfs de meest deugdzamen, u dit ambt aanvaardde met een in alle opzichten onaangetaste reputatie overeenkomstig uw levenswijze. U hebt deze positie geheel zonder enige hulp van geld of partijpolitiek bereikt, zodat u, aangezien u er niet op uit was of erop hoopte, niet zozeer door de stemmen die de mensen uitbrachten als wel door Gods beslissing uitverkoren en aanvaard bent. Uw verdiensten hebben stellig nog meer glans gekregen door de ongunst van het lot, waarmee de goden u kennelijk doelbewust hebben willen treffen om de mensen zo nog duidelijker de echtheid van uw voortreffelijke kwaliteiten te tonen, zoals men goud test met vuur. Want zoals de veranderlijkheid van het lot de roem van Marius deed toenemen, zo achten sommigen Alexanders daden minder glorieus omdat hem bijna voortdurend een goede afloop ten deel viel. Men beschimpte zelfs het geluk van TimotheusGa naar voetnoot2. in tekeningen. Een goed zeeman bewijst zich bij storm. Een voortreffelijk beeldhouwer toont des te beter het wonder van zijn vakmanschap naarmate hij met harder en weerbarstiger materiaal te maken heeft. Ware geestkracht toont zich onder allerlei omstandigheden; op geen moment evenwel duidelijker dan wanneer stiefmoeder Juno Hercules alle mogelijke rampspoed laat ondergaan. Odysseus werd beroemder door de ellende die hij doorstond dan door de geslaagde verwoesting van Troje. Overigens zien we vaak dat mensen die tegenslag dapper hebben doorstaan, ten onder gaan wanneer de fortuin zich van haar vriendelijker kant laat zien. U evenwel handelt nog steeds met dezelfde rechtschapenheid nu u op het hoogste punt bent aangekomen als toen uw situatie uitzichtloos leek. Alleen merken wij nu meer van uw goedheid omdat uw gelijkenis met Christus duidelijker is, wiens plaatsbekleder u zonder twijfel bent, nu zich bij de hoogste goedheid en grootste wijsheid evenveel macht heeft gevoegd. Hierdoor komt het dat u, zoveel u krachtens uw goedheid wilt weldoen, zoveel u krachtens uw wijsheid inzicht heb in de manier waarop de mensheid hulp nodig heeft, evenveel kúnt krachtens de waardigheid van het pausschap. Er is niets rampzaligers dan een slechte en domme persoon, bekleed met het hoogste gezag, maar de goden kunnen aan de mensheid niets mooiers schenken dan die drie eigen- | |
[pagina 87]
| |
schappen verenigd in één vorst, naar de gelijkenis van God die over alle dingen heerst. Hoe groter de macht, hoe verderfelijker, als hij toevalt aan een dom of slecht mens. De wereld voelde onmiddellijk dat Leo aan het roer was komen te staan, daar plotseling een meer dan ijzeren eeuw in een gouden veranderde; zo groot en zo onstuitbaar was de verandering dat het iedereen duidelijk was dat dit alles door God zelf tot stand werd gebracht. De golven van de oorlog kwamen tot rust, de bedreigingen tussen de vorsten onderling verdwenen en de grootste koningen, die in bittere haat tegenover elkaar stonden, werden verenigd in christelijke eendracht; het verderfelijke schisma werd ongedaan gemaaktGa naar voetnoot3. en wel zo dat van dat enorme kwaad zelfs geen litteken overbleef. Dan vermeld ik nog niet dat u verschillende vorsten van Italië aan hun burgers, en, dat u vele burgers die in ballingschap waren gedreven, aan hun vaderland teruggaf, dat u uw Huis, zo lang door het noodlot geteisterd, herstelde, dat u Florence, uw stad, die door de wijsheid van uw voorvaderen al lange tijd bloeide, nog meer liet bloeien.Ga naar voetnoot4. Hierdoor natuurlijk beantwoordde u aan de naam van het geslacht van de' Medici, door terstond zovele haast ongeneeslijke kwalen in de hele wereld te genezen, en niet met harde ingrepen, zoals snijden, branden of andere pijnlijke methoden, maar met beraad, wijsheid, gematigdheid en zachtzinnigheid. Laten anderen de oorlogen prijzen die Julius ii met grote volharding op gang gebracht of met succes gevoerd heeft, de overwinningen opsommen die met veel machtsvertoon werden behaald, zijn koninklijke triomftochten verheerlijken. Hoeveel roem dit alles volgens hen verdient, ze moeten toegeven dat die roem gepaard is gegaan met het leed van velen. En dan ga ik er maar aan voorbij dat een groot deel van de krijgsroem wordt opgeëist door de vorsten, een groter deel wellicht door de soldaten, die met gevaar voor eigen leven de oorlog daadwerkelijk voeren, maar het grootste deel door de fortuin, die nergens meer macht heeft dan op het slagveld. Bij de roem van Leo hoeft niemand te morren, niemand te zwijgen. En er is geen gevaar dat, wat maar al te vaak gebeurt, het nageslacht veroordeelt wat de eigen tijd toejuichte. Daar komt bij dat uw roem, behalve dat deze voor iedereen heilzaam en vreugdevol is, volledig u en de hemelse macht toekomt, aangezien die roem tot heil van allen met Gods zegen tot stand kwam dankzij uw wijsheid. Die roem komt u des te meer toe, juist omdat hij tot stand kwam door de genade van Hem, die slechts begunstigt wie het verdient. | |
[pagina 88]
| |
Dat Julius bijna de hele wereld tot oorlog aangezet heeft mag hem tot een groot man maken, dat Leo de wereld weer vrede heeft gegeven bewijst dat híj een groter man is. Het is een duidelijker bewijs van úw grootheid dat Lodewijk, de illustere koning van Frankrijk, zichzelf en al zijn belangen onderwierp aan uw arbitrage, dan van Julius' grootheid dat hij Lodewijk in de strijd overwon of het hem althans moeilijk maakte.Ga naar voetnoot5. Duidelijker bleek úw gezag toen de doorluchtige koning van Engeland, Hendrik viii, in uw opdracht de wapens neerlegde, dan Julius' gezag toen die hem aanspoorde de wapens op te nemen. Immers, wie laat zich niet gemakkelijk tot oorlogvoering verleiden door de hoop op overwinning, die iedereen toelacht en wellicht hen het meest voor wie de fortuin haar hinderlagen legt. Te bewerken evenwel dat een zo groot koning, ja jongeling zelfs, met een verheven en onoverwinnelijke geest, en daarbij door de loop der gebeurtenissen als het ware overmoedig geworden, een al zekere overwinning uit zijn handen geeft en van een bittere vijandschap overgaat naar de grootste eendracht, dat schijnt werkelijk goddelijk te zijn. Kortom: gezien de tijd was de strengheid van Julius misschien noodzakelijk, maar stellig was de zachtzinnigheid van Leo heilzamer en ook veel meer in overeenstemming met het voorbeeld van Hem wiens plaats op aarde wordt bekleed door de paus van Rome: de plaats van die vrede stichtende Salomo, die door Zijn vrede zowel hemel als aarde verzoende en samenbond; die overwon met geduldig lijden, niet met legers; die door Zijn dood triomfeerde; die niet met het bloed van anderen voor zichzelf macht verwierf, maar met Zijn eigen bloed voor ons het rijk der hemelen verwierf. Daarom wenst de hele christenheid zichzelf terecht geluk met deze leeuw,Ga naar voetnoot6. in wiens muil de mensheid meer zoetheid vindt dan van honing.Ga naar voetnoot7. Want wat is er zoeter dan de vrede? Vooral na de hevige en langdurige oorlogen, waarin wij elkaar te lijf gingen met een immense verspilling van christenbloed, tot enorm verdriet van weldenkende mensen, tot grote vreugde van de Turken. Alleen al de herinnering aan die tijden doet mij huiveren. Maar wie het nageslacht dit kwaad ook zal aanrekenen, wij zijn aan de' Medici in ieder geval de remedie verschuldigd. Verder hebben we het vertrouwen dat, zoals dat al met het raadsel van Simson gebeurd is,Ga naar voetnoot8. weldra met Christus' zegen ook deze woorden uit OpenbaringGa naar voetnoot9. op u van toepassing zul- | |
[pagina 89]
| |
len zijn: de leeuw uit de stam Juda heeft overwonnen. Wij hebben de zoetheid van uw wijsheid en uw gematigdheid reeds ervaren en spoedig zullen we de leeuw die overwint aanschouwen. Dat is de belofte die uw onvergelijkelijke eigenschappen voor ons inhouden, dat voorspellen uw beide namen, zowel die welke u tot aan uw pausschap droeg, als die welke u aannam toen u tot paus gekozen was. Wanneer wij immers de namen Giovanni en Leo horen, wat horen we dan anders dan een uitzonderlijke rechtschapenheid vergezeld van een onoverwinnelijke moed? Ook lijkt het een gelukkig voorteken dat wij niet alleen een Leo hebben - want er is geen paus van die naam geweest die zich niet bijzonder heeft onderscheiden - maar een Leo x. Want aan alles wat groot was, kende men in de oudheid het getal tien toe. Alle goede eigenschappen die in de afzonderlijke Leo's opvielen, verwachten wij van de tiende Leo: de gezaghebbendheid van de eerste Leo, de geleerde vroomheid en interesse in de gewijde muziek van de tweede Leo, de heilzame welsprekendheid van de derde en zijn ongebroken geestkracht in iedere omstandigheid, de eenvoudige wijsheid zoals Christus ons die voorhoudt van de vierde, de vrome lijdzaamheid van de vijfde en het streven de vrede te herstellen van de zesde; de heiligheid die de hemel waardig is van de zevende en de integriteit van de achtste; de mildheid uitgestort over allen van de negende Leo. Dat alles, zeg ik, beloven ons niet alleen de geenszins gering te schatten voortekenen van uw namen, maar ook hetgeen we u reeds tot stand zagen brengen en hetgeen we u zien voorbereiden. Een gelukkig begin voorspelt een gelukkige afloop. Verder krijgen we vaster hoop op de overwinning doordat u, in uw wijsheid, duidelijk ziet dat het om twee overwinningen en daarom ook twee oorlogen gaat: de ene tegen het morele verval, de verderfelijkste en misschien wel enige vijand van het christendom; de andere tegen de goddeloze en barbaarse vijanden van het christendom en van de Heilige Stoel. De eerste oorlog is het noodzakelijkst, maar ook verreweg het moeilijkst en het meest van onszelf afhankelijk, en vraagt daarom de meeste zorg. Zodra we de eerste naar behoren ten einde hebben gebracht, zullen we met Christus' hulp ook de tweede gemakkelijk ten einde brengen. Ik wil wel even aanstippen dat de meningen over de twee oorlogen verschillend zijn. De ene oorlog wordt door een aantal weldenkende mensen verworpen, de andere unaniem goedgekeurd, om niet te zeggen dat het karakter van beide geheel verschillend is. Er bestaat immers geen twijfel over dat Christus ons aanspoort, Paulus ons oproept tot de strijd tegen moreel verval. Maar Christus heeft nooit opdracht gegeven, de apostelen hebben nooit aangespoord tot een oorlog met de Turken. Zelfs als we toege- | |
[pagina 90]
| |
ven dat beide gevoerd moeten worden, dan moeten we met meer strijdlust beginnen aan de oorlog die de Heilige Geest opdraagt dan aan de oorlog die van de mensen uitgaat. Met zijn apostelen en martelaren onderwierp Christus de hele wereld aan zich door weldoen, lijdzaamheid en heilige onderwijzingen - en eigenlijk denk ik dat ook wij de Turken meer door onze vroomheid moeten overwinnen dan met de wapenen. Zo zullen dezelfde middelen waardoor het christendom zoals we weten ooit is ontstaan, het nu beschermen. Als we echter moeten instemmen met beide oorlogen - en men moet zonder twijfel instemmen met wat Rome besluit -, dan blijft toch in beide, Heilige Vader, uw grote vroomheid merkbaar, waarmee u tegelijk ook de godsdienst van de christenen, die reeds lang geleden in verval is geraakt en steeds verder in verval raakt, in de oude staat herstelt door middel van - zo zegt men mij - heilzame besluiten van het concilie. Besluiten die niet rieken naar winstbejag, machtswellust of tirannie, maar die de ware geest van de apostelen ademen; besluiten waarvan iedereen kan zien dat ze afkomstig zijn niet van tirannen, maar van vaders, en die vrome geesten eerbiedigen als waren ze door Christus zelf uitgesproken. Op deze manier bewerkt Uwe Heiligheid dat de kerk van Christus zich met haar echte en eigen rijkdommen verrijkt, dat zij uitmunt door roem die haar past, heerst met gezag dat haar past, kortom dat zij met die hemelse gaven wordt overladen, die menigmaal juist dan overvloedig aanwezig zijn wanneer wij al die andere ontberen. Trouwens, we zien dat u ook uw andere plicht niet verwaarloost. Door de vorsten met elkaar te verzoenen en onder de christenen orde op zaken te stellen, bereidt u een prachtige en tegelijk een veilige weg waarlangs het goddeloze volk der Turken onderworpen of verpletterd kan worden. Eens zullen die monsterlijke beesten overweldigd worden door het gebrul van onze leeuw; hoe woeste dieren ook, zij zullen ja, zij zullen die onoverwinnelijke kracht van de zachtaardige leeuw ervaren; zij zullen niet opgewassen zijn tegen een paus die meer gewapend is met vroomheid dan met troepen en zelfs een goddelijke macht met zich ten oorlog voert. Ik zie al, gelukzalige vader, wat een mogelijkheden wij krijgen om u te prijzen, maar de kracht van mijn kleine talent is bij lange na niet toereikend om zulke grote zaken te behandelen. Mijn spreekvaardigheid, of liever gezegd mijn gestamel reikt niet zo ver dat ze deze goddelijke daden kan beschrijven. Mogen alle geleerden lust en gelegenheid hebben om de voortreffelijkheid van Leo x, die eeuwige nagedachtenis verdient, te willen en te kunnen beschrijven in passende bewoordingen. Mij echter schrikt uw hoogheid af, en wie zal die hoogheid niet afschrikken? En toch verlang ik er hevig naar op de een of andere manier mijn bijdrage te leveren en al wat mijn talent vermag aan te wenden voor dit doel: dat de verdiensten van Leo jegens de | |
[pagina 91]
| |
christenen, zoveel als het er zijn, ook in de toekomst blijven bestaan en in ere worden gehouden, zonder ooit enig moment in vergetelheid te raken. Ik heb hier lang over nagedacht. Het stond voor mij vast dat mijn eigen talent geenszins toereikend was, maar het leek me niet volstrekt onmogelijk dat ik op deze manier toch in zekere mate zou kunnen bereiken wat ik voor ogen had: door daarbij de grote naam van een om zichzelf onsterfelijke persoon als steun te gebruiken. Ik wist dat de heilige Hieronymus de voornaamste theoloog is van de Latijnse kerk, ja, dat we bijna hem alleen de aanduiding theoloog waardig achten. Ik wil geen afbreuk doen aan de verdiensten van andere theologen, maar, hoe beroemd ook, vergeleken bij hem vallen zij toch een beetje in het niet. Hij is zó begaafd dat zelfs het geleerde Griekenland bijna niemand heeft voortgebracht die met hem te vergelijken is. Zoveel Romeinse welsprekendheid vinden we bij hem, zoveel talenkennis, zoveel kennis van de hele oudheid, van de hele geschiedenis! Wat een feilloos geheugen, wat een gelukkig combinatievermogen, wat een volmaakt begrip van de gewijde letteren. En bovenal, wat een vuur, wat een wonder van goddelijke inspiratie. Zodat deze ene man genoegen verschaft door zijn welsprekendheid, onderwijst door zijn enorme eruditie, in vervoering brengt door zijn heiligheid. Evenwel, zoals hij als geen ander het waard is door iedereen gelezen te worden, zo is hij als geen ander bedorven, geschonden en bezoedeld, zozeer dat zelfs geleerden hem niet kunnen begrijpen. Ik meende iets prachtigs tot stand te brengen als door mijn toedoen deze voortreffelijke leraar weer voor iedereen leesbaar werd. Maar ik zag wel in dat deze taak zoveel moeilijkheden met zich meebracht, dat één Hercules niet genoeg zou zijn; laat staan dat ik zou verwachten helemaal alleen daartegen opgewassen te zijn, ik, die zover afsta van Hercules dat ik maar nauwelijks een mens te noemen ben. De geleerden spoorden mij echter om strijd aan en de bisschoppen verlangden het van me. Wel in het bijzonder de aartsbisschop van Canterbury, de beschermer niet alleen van mij maar van alle letteren en iedere vorm van talent in Engeland. Niemand op dat eiland is volmaakter in geleerdheid, in integriteit of, kortom, alle eigenschappen passend bij de bisschoppelijke waardigheid, en er is geen ander zozeer bereid de hogere studiën te bevorderen; in alles wat betrekking heeft op de waardigheid, de grootheid en de majesteit van de Heilige Stoel handelt hij daarbij met de grootste loyaliteit. Vervolgens begon ik te aarzelen en kreeg ik spijt een dergelijke immense taak op me genomen te hebben, maar de woorden van Gianpietro Carafa, bisschop van Chieti, die nu namens Uwe Heiligheid besprekingen in Engeland voert, hebben mij opnieuw enthousiast gemaakt. Met zijn toejuichingen heeft hij mij weer moed gegeven en mij doen terugkeren naar het strijdperk. Waar zou de uitzonderlijke welsprekendheid van | |
[pagina 92]
| |
die man niet toe kunnen overhalen? Wie zou onverschillig zijn voor het gezag van een zo integer, zo waardig prelaat? Wie zou niet in vuur geraken door de zeldzame vroomheid van die uitmuntende man? Zo jong nog heeft hij behalve een ongewone vaardigheid in de drie talen, een uitgebreide kennis in alle takken der wetenschap en vooral van de theologie. Daarbij bezit hij zoveel integriteit en heiligheid, zoveel bescheidenheid en zoveel vriendelijkheid, gekruid met een bijzonder soort ernst, dat hij een sieraad is voor de Heilige Stoel en alle Britten het volmaakte voorbeeld toont, waaruit elkeen zijn inspiratie kan putten voor iedere vorm van deugd. Hij, een zo groot man, hechtte zoveel waarde aan mijn werk, dat ik het, zelfs niet als ik volkomen overmoedig zou zijn, zou kunnen bevatten. En toch, op wonderbaarlijke wijze spoorde hij mij aan met zijn lof toen ik reeds moe was, richtte hij mij op toen ik uitgeput raakte, gaf hij weer kracht toen ik bezweek. Aangemoedigd door hun aansporingen en die van gelijkgezinden, en vooral steunend op de hulp van Hem, die nooit pleegt te ontbreken bij vrome ondernemingen, keer ik nu, alsof ik er voor het eerst aan begin, terug naar het onderbroken werk. Ik zuiverde de delen met de brieven - want die had ik in het bijzonder voor mezelf gereserveerd - van de fouten waardoor ze bedorven waren of beter gezegd verloren waren gegaan, deels door handschriften te vergelijken, deels met mijn eigen scherpzinnigheid. Het Grieks, dat helemaal ontbrak of onjuist was, herstelde ik zorgvuldig. Hetzelfde is gedaan met het Hebreeuws, maar niet zonder Theseus,Ga naar voetnoot10. zoals het Griekse spreekwoord zegt, omdat ik zelf nauwelijks iets van die geschriften heb geproefd. Bovendien is de heilige Hieronymus niet alleen een volleerd kenner van elke vorm van literatuur, maar toont hij ook uitzonderlijk vaak zijn rijkdommen en schept hij er behagen in her en der van alles in te voegen wat ergens bij schrijvers in allerlei talen verborgen ligt. Vandaar dat zelfs een erudiet lezer veel passages als hobbels ervaart. Daarom voegde ik waar nodig verklarende noten toe, telkens als zich iets voordeed wat de lezer zou kunnen ophouden. Verder ordende ik alles zoveel mogelijk. De ondergeschoven en onechte boeken die deels door toeval, deels door winstbejag of onwetendheid van de kopiisten, deels door de brutaliteit van een of andere onbeschaamde bedrieger bij de werken van Hieronymus terecht waren gekomen, liet ik niet weg, maar heb ik in een apart deel ontdaan van hun valse naam, zodat de lezer die meer onverzadigbaar is dan smaak heeft, niets te wensen heeft, terwijl anderzijds deze zoutloze onzin niet langer wordt verkocht onder de naam van een zo onvergelijkelijke man. Om de indruk te voorkomen dat dit onbezonnen en willekeurig is gebeurd, voegde ik voorwoorden en verantwoordingen toe waarin ik uitlegde waarop ik mij baseerde. Om | |
[pagina 93]
| |
kort te gaan, zoveel heb ik doorstaan dat het maar weinig scheelde of ik was zelf ten onder gegaan bij mijn pogingen Hieronymus weer tot leven te wekken. En ik durf erop te zweren dat het van Hieronymus zelf minder geëist heeft om zijn geschriften te vervaardigen dan van mij om ze opnieuw uit te geven en te verklaren. Het grote werk is dus in volle gang en in de beroemde stad Bazel in de Duitse landen komt de hele Hieronymus opnieuw tot leven in de drukkerij van Froben. Geen andere is nauwgezetter dan deze, geen andere publiceert waardevolle handschriften in een groter aantal, vooral op het gebied van de gewijde letteren. Het is ook niet het werk van één man, noch draagt één man de kosten. Want over andere geschriften van Hieronymus die ik niet zelf behandel, ook al help ik af en toe een handje, zitten enkele grote geleerden al enige tijd te zwoegen. Tot hen behoort die voortreffelijke man, Johann Reuchlin uit Pforzheim, bijna even vertrouwd met het Hebreeuws als met het Grieks en Latijn, en daarnaast in elke tak van wetenschap zo kundig dat hij met de besten kan wedijveren - vandaar dat heel Duitsland terecht tegen hem opziet als tegen een feniks en hem eert als een zeldzaam sieraad. Niet weinig ook draagt Cono uit Neurenberg bij, een theoloog uit de orde die men gewoonlijk predikheren noemt, een man door en door vertrouwd met de Griekse literatuur, onvermoeibaar in zijn ijver de schone letteren te bevorderen. Voorts Beatus Rhenanus uit Sélestat, een jongeman die behalve een degelijke geleerdheid een bijzonder scherpzinnig oordeel bezit. De gebroeders Amerbach echter leveren de grootste bijdrage; door de kosten en uitgaven met Froben te delen kan het werk vooral dank zij hen worden voltooid. Het lijkt wel of het geslacht Amerbach ertoe voorbestemd was Hieronymus te doen herleven. De vader, een voortreffelijke man, had zijn drie zoons in het Grieks, Latijn en Hebreeuws laten onderrichten. Op zijn sterfbed vertrouwde hij de uitgave van Hieronymus aan zijn kinderen toe als was het een erfdeel en wijdde hij zijn hele vermogen aan dit doel. De voortreffelijke jongelingen vervullen vol ijver de schitterende taak die hen was opgedragen door hun voortreffelijke vader en deelden Hieronymus met mij en wel zo dat ik voor de brieven zorg draag en zij voor de andere werken. ‘Waartoe dient dit alles?’ zal Uwe Heiligheid vragen. Ik zal het u zeggen, Heilige Vader. Geen naam is zo beroemd als die van Hieronymus, niemand zo hoog gewaardeerd; en toch zie ik hoeveel meer bekendheid, hoeveel meer gewicht en gezag hij kan verwerven. Niets ook is stralender dan de glorie van Leo en toch zal die, als ik me niet vergis, aanzienlijk toenemen, namelijk wanneer dit zo zeldzame, zo ontzaglijke en zo beroemde werk onder de gelukkige bescherming van uw naam als herboren in het licht zal treden en in de handen der mensen zal komen. Het lijkt goed te passen dat alle schone | |
[pagina 94]
| |
letteren, voedsterlingen van de vrede, weer tot bloei komen door toedoen van die opperpriester die de wereld rust en vrede, voedster van de studie, heeft gegeven. Evenzo zal het goed passen dat de belangrijkste leermeester van de christelijke godsdienst wordt opgedragen aan de hogepriester van diezelfde godsdienst, en dat de luisterrijke naam van de beste paus de aandacht vestigt op de beste theoloog. Ik ben me er heel goed van bewust dat men zeer zorgvuldig moet zijn als men iets aan Uwe Heiligheid wil opdragen; wat men een goddelijke macht aanbiedt moet een goddelijke macht waardig zijn. Maar als ik in deze zaak ook uw gunst zal bespeuren, zal ik graag, niet alleen dit werk, maar de gehele oogst van mijn studie aan u opdragen. Zelf verwacht ik van zovele inspanningen geen andere vrucht dan dat door mijn ijver de geschriften van Hieronymus de christelijke vroomheid zullen bevorderen. Hij zal me uitvoerig belonen om wie ik al dit werk verzet. Hieronymus zal door meer mensen worden gelezen als meer mensen hem begrijpen; maar ook zal iedereen hem met meer graagte lezen als een zo groot paus zijn goedkeuring heeft gegeven. Moge Christus, die Uwe Heiligheid aan de wereld heeft geschonken, u vele jaren behoeden, voor ons en voor de gehele christelijke gemeenschap, en door gestadige groei naar groter hoogte voeren. De zeer eerwaarde heer van Canterbury, een man die iedere vorm van deugdzaamheid in zich heeft en met een bijzondere toewijding aan de Heilige Stoel en aan Uwe Heiligheid, vraagt mij u uit zijn naam te groeten. Hij is mijn mecenas en wel zo dat ik me geen andere kan wensen die liefdevoller en welwillender is. Londen, 21 mei 1515 |
|