De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd333 Aan Raffaele Riario
| |
[pagina 75]
| |
rijk is. Want hij is zo nauw betrokken bij de taken van de koning dat het openbaar bestuur grotendeels op zijn schouders rust. De zeer eerwaarde aartsbisschop van Canterbury, primaat van heel Engeland en een man in wie men al het beste vindt van wat men onder de mensen kan aantreffen, koestert, beschermt, eert me met waarlijk onophoudelijke goedgunstigheid of, juister nog, genegenheid, zozeer dat, als hij mijn broer of vader was, het niet liefdevoller zou kunnen. En toch is er het onontkoombare verlangen naar Rome telkens wanneer ik denk aan die vrijheid, dat podium, dat volle licht, die zuilengangen, bibliotheken, heerlijke gesprekken met zeer geleerde mensen, zovele vooraanstaande persoonlijkheden die zich voor me interesseerden, wat ik allemaal achterliet toen ik Rome achter me liet. En vaak vind ik zelfs dat ik alle mogelijke tegenspoed verdien, omdat ik zo dom was een zo groot beschermheer, die zoveel voor mij deed en die me zo graag op alle mogelijke manieren vooruit wilde brengen, in te ruilen voor iets anders. Maar wat moest ik doen? Mijn vrienden beloofden me in hun brieven gouden bergen, ja méér dan gouden bergen. William Mountjoy deed vaste, grote beloften, en zegde mij daarbij die grote vrijheid en onafhankelijkheid toe, die ik zo op prijs stel dat, als iemand me die zou afnemen, ik denk dat het geen leven meer zou zijn. Een jongeman van waarlijk goddelijke inborst en met verfijnde smaak in de schone letteren volgde de overleden koning op. Veel eerder al, nog voor de dood van zijn vader, was hij zo op me gesteld dat hij me, in Italië, begunstigde met een zelf opgestelde, eigenhandig geschreven brief,Ga naar voetnoot5. die zo was dat je daaruit zijn bijzondere aard en geschiktheid voor het koningschap kon opmaken. Daardoor zag ik allemaal koningen Midas voor me en rivieren nog rijker aan goudzand dan de Pactolus en de Taag.Ga naar voetnoot6. Ik droomde van een gouden eeuw en van gelukzalige eilanden en toen... ‘ontwaakte ik’, zoals AristophanesGa naar voetnoot7. zegt. Trouwens, om eerlijk te zijn, het was niet de fortuin die me toen in de steek liet, maar ikzelf heb mijn kansen niet gegrepen; ik ben immers iemand die zo terugdeinst voor een publiek ambt, zo weinig eerzucht kent, ja, zo laks is, dat ik duidelijk zo fortuinlijk moet zijn als TimotheusGa naar voetnoot8. en het geluk in mijn netten gewikkeld moet krijgen tijdens mijn slaap. Ik verwijt mijn vrienden, net als ik bedrogen in hun zoetste verwachtingen, dan ook niets. Zij werden net als de koning zelf, schepper van een gou- | |
[pagina 76]
| |
den eeuw, door het weldra volgend oorlogsgeweld overvallen en aan de voltallige muzen ontrukt; zo zette de krijgstrompet van Julius de hele wereld aan tot strijd. Maar nu door uw wijsheid de rust is weergekeerd, gord ik me opnieuw aan voor mijn literaire werkzaamheden. Trouwens, ook midden in het oorlogsgeweld onderbrak ik die nooit. Onder veel andere werken verzorgde ik namelijk een nieuwe, herziene en met een kwart aangevulde uitgave van mijn Adagia. Intussen is men het hele werk van de heilige Hieronymus aan het drukken. Eigenlijk komt hij opnieuw tot leven; zijn werk was voorheen zo beschadigd en verminkt dat het lijkt alsof het voor het eerst wordt uitgegeven, en niet alleen maar is gecorrigeerd. Met onschatbaar veel moeite, door vergelijking van vele handschriften, en wel zeer oude, verbeterde ik hem, en waar nodig voegde ik er aantekeningen aan toe, zodat men hem nu vlot kan lezen. U weet immers dat de tekst overal vol passages zit die de lezer ophouden door hun duisternis, Griekse en Hebreeuwse, die ik ofwel herstelde ofwel emendeerde. Onechte werken die niet door hem geschreven zijn, die soms door toeval, soms door toedoen van een vervalser bij de andere terecht zijn gekomen, liet ik niet weg, maar bracht ik onder in een apart deel. Een lezer, die liever alles heeft dan alleen maar het meest verfijnde, hoeft op die manier niets te missen, terwijl men tegelijkertijd niet langer onder de naam van een zo groot man allerlei zoutloze onbenulligheden kan verkopen. Het enorme werk ligt nu op de pers en zal, naar ik meen, tien delen omvatten; aan de druk wordt zoveel geld en zorg besteed dat ik er een eed op durf te doen dat geen enkele drukkerij de laatste twintig jaar een werk heeft uitgegeven dat met evenveel middelen en evenveel liefde tot stand is gebracht. Ik denk dat het van Hieronymus minder geëist heeft om zijn werken te schrijven dan van mij om ze opnieuw uit te geven. Ik wierp me er zo met mijn hele ziel en zaligheid op dat het weinig scheelde of al die arbeid om Hieronymus te laten herleven had mij het leven gekost. Maar mijn enthousiasme is zo groot dat ik voor dit grote en prachtige werk zelfs zou willen sterven. Oordeelt u zelf maar hoe de zaak mij ter harte gaat. Verleden jaar verbleef ik hierom acht maanden in Bazel. Dat was een dure aangelegenheid, om nog niet te spreken van al het werk en de bijzonder gevaarlijke reis. De volgende herfst zal ik zeker naar Italië vertrekken, natuurlijk om daar de rijke bibliotheken langs te gaan. Geen werk zal me ooit te veel zijn, als ik merk dat u en uw gelijken mijn inspanningen waarderen. Ik heb nog niet besloten aan wie ik dit werk zal opdragen,Ga naar voetnoot9. maar ik zal ernstig rekening houden met uw advies. Is er iets wat ik niet aan de aartsbisschop van Canterbury te danken heb? Hij verdient het meer dan wie ook dat | |
[pagina 77]
| |
ik hem op iedere pagina eer. Anderzijds besef ik terdege dat het goed zou passen wanneer de grootste van alle theologen wordt gewijd aan de grootste van alle pausen, ja, wanneer alle schone letteren weer opbloeien onder de bescherming van hem die de vrede, waarzonder letteren en studies niet kunnen gedijen, teruggaf aan de wereld. Ik voorzie dat de naam Leo geen geringe aanbeveling voor Hieronymus zal zijn en, omgekeerd, de opdracht van de werken van Hieronymus luister toevoegt aan Leo's naam. Maar over deze zaken zullen we nog persoonlijk uitvoeriger en meer gedetailleerd spreken. Intussen bid ik dat u, als zich iets voordoet, die beschermheer wilt zijn die u in Rome telkens voor mij was. Is er iets waarbij Uwe Eminentie er geen bezwaar tegen heeft gebruik te maken van zijn nederige beschermeling, vooral waar het de bisschop van Canterbury betreft, dan zal ik u tonen dat mij alles mag ontbreken, behalve toewijding en trouw. Maar bijna was ik nog iets vergeten. Met meer klem bezweer ik u, smeek ik u bij de schone letteren die Uwe Eminentie altijd bij uitstek pleegt te bevorderen, dat de voortreffelijke Johann Reuchlin bij zijn zaak uw goedgunstigheid en welwillendheid mag ondervinden. In één moeite door zult u zich dan verdienstelijk maken voor de letteren en geletterden, van wie ieder met des te meer overtuiging Reuchlins kant kiest naarmate hij geleerder is. Heel Duitsland is hem dank verschuldigd, het land waar hij als eerste de studie van het Grieks en het Hebreeuws tot leven heeft gewekt. Het is een groot kenner van allerlei talen, gepolijst door vele wetenschappen, beroemd door zijn vele boeken en bekend in de hele christenheid; hij is zeer in de gunst bij keizer Maximiliaan in wiens raad hij zitting heeft, invloedrijk en gerespecteerd bij zijn volk, waar hij een publieke functie bekleedt, tot nu toe van onbesproken naam; daarnaast verdient hij respect voor zijn ouderdom en grijze haren. Hij verdiende het op deze leeftijd de zoete oogst van eervolle studie binnen te halen en wij keken ernaar uit dat hij wat hij jarenlang voor zich hield, nu tot ieders voordeel naar buiten zou brengen. Alle goede mensen, niet alleen de Duitsers maar ook de Engelsen en Fransen die hem kennen door zijn geschriften, vinden het schandelijk dat deze uitmuntende man, met zulke prachtige prestaties op zijn naam, door zulke weerzinwekkende geschillen wordt gekweld en dát voor een kwestie die, naar mijn oordeel, nog onbenulliger is dan de schaduw van de ezel uit de spreekwoordelijk geworden grap.Ga naar voetnoot10. Door uw wijsheid zijn de wapenen van de vorsten aan banden gelegd, laat zij nu ook de vrede teruggeven aan de beoefenaars van de schone letteren. Laten zij alles wat naar wrok, naar naijver smaakt, ver van | |
[pagina 78]
| |
zich werpen. Nu de vorsten dank zij u weer vrede hebben gesloten, is het absurd dat geleerden elkaar met schotschriften bestrijden en dat, terwijl de koningen hun wapens hebben opgeborgen, zij elkaar doorboren met pennen, gedoopt in venijn. Hoeveel beter zou het zijn wanneer deze man wat hij nu aan moeite, geld en tijd aan deze vervelende ruzies kwijt is, aan de eerbiedwaardige letteren kon besteden! Velen is de nagedachtenis van Julius ii des te dierbaarder omdat hij Jacob Wimpfeling, een man niet alleen geleerd en onberispelijk, maar ook eerbiedwaardig door zijn ouderdom zelf, met een uitspraak bevrijdde van dit soort getwist en de kwaadsprekers het zwijgen oplegde.Ga naar voetnoot11. Geloof mij, iemand die Johann Reuchlin aan zijn muzen en de letteren zal teruggeven, zal ontelbare mensen aan zich verplichten. Moge het Uwe Eminentie, aan wie ik me nederig toewijd, goed gaan. Londen, 15 mei 1515 Erasmus, de toegewijde dienaar van Uwe Eminentie |
|