De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
verlaten in maart en was op weg naar Engeland. Hij bezocht de Frankfurter Buchmesse samen met zijn uitgevers Matthias Schürer van Straatsburg en Wolfgang Lachner van Bazel. | |
Aan de heer Jakob Wimpfeling en het literaire genootschap in StraatsburgHartelijk gegroet. Op een en dezelfde dag bracht een of andere kwade geest mij een dubbele wond toe. In Mainz telde ik mijn kleine geldvoorraad na zodat ik op de hoogte was als er iets mis ging, want ik was zo bang door berichten dat er een schip was beroofd, dat ik het verborg in mijn kousen. Ik vond zesenzestig gouden munten, waaronder twee nobels, enige schilden met een zon erop, dukaten en de kleinste van allemaal, een gouden florijn, als je een enkele filipsflorijn uitzondert. Naast mijn slaapkamer, die voor mij alleen bestemd was, was een zitkamer met een kachel waarin wij, Schürer, ik en verschillende vrienden, tot laat in de nacht met elkaar spraken. Toen iedereen was vertrokken liet ik mijn beurs daar achter en ging naar bed. 's Morgens wilde ik, zonder onraad te vermoeden, mijn geld weer tellen, om een idee te krijgen hoeveel ik kon uitgeven aan boeken. Ik zag direct dat er twee nobels ontbraken. Mijn hart zonk me in de schoenen, ik telde opnieuw en merkte dat er tweeëntwintig florijnen eveneens ontbraken. De dief had achtenveertig goudstukken achtergelaten, want het was een beschaafde kerel die genoegen nam met minder dan de helft. Deze ramp trof mij zo erg, zeg ik eerlijk, dat ik niet ongevoelig was voor een paar steken van verslagenheid! Ik hoopte dat dit onheil me vrijwaarde voor verdere ongelukken op mijn reis. Maar iets ergers lag op de loer. Tegen de avond voelde ik me erg vermoeid en wist dat dat betekende dat ik ziek zou worden. Ik at heel weinig. Ik ging naar bed. En weldra kreeg ik een van de ergste koortsaanvallen die ik ooit in mijn leven heb gehad. Deze duurde tot acht uur 's morgens. Ik zweette me een ongeluk. Mijn adem en water leken wel van vuur. Ik denk dat als het zweten niet was gekomen, de koortsaanval dodelijk zou zijn geweest. Maar ik ben nu in een toestand van goede hoop. Toch betreur ik deze tocht niet. Hij gaf me de gelegenheid voor een hartelijke ontmoeting met Reuchlin,Ga naar voetnoot1. een man van grote distinctie, voor wie ik niet alleen veel waardering heb, maar van wie ik bijzonder veel houd vanwege een zeldzame soort hoffelijkheid en persoonlijke charme. Ik ontmoette ook onze vriend Gerbel, of liever, ik genoot een paar uur van zijn gezelschap; zijn verfijnde conversatie, zijn karakter en geleerdheid sluiten zo goed aan bij mijn smaak dat al sinds enige jaren het gezelschap van geen andere man me zoveel plezier heeft gedaan. Van niemand heb ik meer verwachtingen dan van Beatus | |
[pagina 67]
| |
Rhenanus en van Gerbel. Lachner wilde de nieuwe SpreekwoordenGa naar voetnoot2. hier eigenlijk niet in de verkoop doen om eerst de oude uitgave kwijt te raken; probeer een exemplaar te krijgen in Bazel. Ik schrijf dit in grote haast, want ik sta op het punt te vertrekken. Het overige nieuws krijg je uit Engeland. Ik ben je dankbaar voor je edelmoedigheid, waardoor ik de herberg kon verlaten zonder iets te hoeven betalen. Het is niets nieuws voor mij, maar toch stel ik die hoffelijkheid tegenover mij buitengewoon op prijs. Mijn beste wensen voor jullie allemaal; ik schrijf aan jullie allen als aan een enkel persoon en ik hoop dat jullie nog heel lang met elkaar verbonden blijven door de banden van dit genootschap. Erasmus Rotterdam |
|