De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
bepaalde mening en vooringenomenheid kan zijn, niet alleen bij gewone mensen, maar ook bij grote geleerden met een helder verstand. Zo bedriegen onze ogen ons dagelijks, zo vroegen ooit de oren van een heel volk om het varken van Parmeno,Ga naar voetnoot1. wat later zelfs een spreekwoord is geworden. Het zal u niet spijten als ik hier een paar verhalen vertel om wat ik hier beweer te verduidelijken. Vroeger, toen ik nog jong was, was ik in het paleis van de beroemde Hendrik, gewoonlijk genaamd van Bergen, bisschop van Kamerijk, bevriend met een zekere Pietro Santeramo van Sicilië, een even verfijnd als erudiet man. Deze vertelde me dat hij eens, toen hij in Parijs woonde, voor de grap een epigram had geschreven met ingebouwde echo: ‘Omdat jij, o tijd, je eigen limiet beidt,/Verzacht ik, zwaan, met zang de droeve ondergang’. Hij had er een titelpagina bij gemaakt: ‘De stervende zwaan voor de grot’. Daarna ging hij op zoek naar een bekwaam kalligraaf met het verzoek om onder dit plaatje dit vers te schrijven in nagemaakt antiek schrift en zijn best te doen sommige letters beschadigd te doen lijken alsof zij door de tijd waren aangetast. Toen het klaar was liet hij het aan Fausto Andrelini zien, die al vele jaren te Parijs poetica doceert. Hij zei erbij dat hij dit stukje papier gevonden had tussen zeer oude overblijfselen uit de oudheid, omdat hij immers wist dat Fausto er amper naar zou kijken als hij zei dat hij het de dag tevoren gemaakt had. Fausto las en herlas het en het is moeilijk te beschrijven hoe verbaasd, hoe verrukt hij was, hoe hij dat geleerde en onnavolgbare stukje antiek bijna aanbad. Zijn bewondering voor deze relikwie kende geen grenzen, totdat Santeramo alles opbiechtte en de hele zaak in vrolijkheid oploste. Een soortgelijke grap werd eens uitgehaald door Guillaume Cop, het onsterfelijk sieraad van de stad Bazel die deze grootheid voortbracht, ja, de eeuwigdurende roem van heel ons Germania, het geluk van Frankrijk, dat al zoveel jaren van de grote man profiteert en hopelijk nog heel lang mag profiteren, de roem van het koninklijk hof, waar hij bij de koning, zonder enige twijfel de vorst van alle koningen, de onbetwiste vorst onder de artsen is; om iets te noemen wat hem nog verdienstelijker maakt: het toevluchtsoord voor heel de wereld, waarvoor hij met zijn doorwrochte werken dat heilzaamste goed, de medische wetenschap, die door de onwetendheid van haar beoefenaren bijna was teloorgegaan, weer gezond maakt en herstelt. Welnu, deze Guillaume Cop munt niet alleen uit in integriteit en bijzondere geleerdheid, maar had ook een aangenaam en vrolijk karakter, iets wat een goed mens niet misstaat. Toen hij eens aanzat aan een maaltijd, waarbij toe- | |
[pagina 62]
| |
vallig veel artsen aanwezig waren en men een schotel met allerlei groenten opdiende, koos hij een algemeen bekende groente - die de Grieken peterselie noemen, een soort selderij - uit en zei: ‘Het is de taak van de medici de vorm en de werking van de planten te kennen. Wel, wij zitten nu hier met zoveel artsen aan tafel. Laat degene die het weet zeggen hoe deze plant heet.’ Omdat iedereen ervan overtuigd was dat het gewas, waarnaar een zo groot man zo nieuwsgierig informeerde, wel zeldzaam en exotisch moest zijn, durfde niemand het te zeggen totdat Cop zelf het probleem met een lach oploste door een meisje uit de keuken te ontbieden en te verzoeken te antwoorden in plaats van de artsen. Zonder een ogenblik te aarzelen noemde zij de naam van de plant. En hier nog een derde anekdote, maar anoniem. Een mij onbekend iemand gaf eens aan een van de grootste geleerden van Italië een pagina uit een manuscript die zo was uitgescheurd dat er geen titel meer te zien was die de schrijver kon verraden. De schenker zei erbij dat het hem een werk leek van een moderne schrijver. De geleerde was een van die lieden die uit liefde en enthousiasme voor de oudheid een enorme hekel hebben aan alle nieuwlichterij. Geërgerd door het onzuivere taalgebruik stortte hij onmiddellijk een vloed scheldwoorden uit over de barbaarse schrijver, die het ongelukkige perkament had verpest met zoveel domme onzin. Er volgde een bulderend gelach waar geen eind aan kwam totdat iemand hem zei dat, wat hij zo veroordeelde, een fragment van Cicero was. Uit de droom geholpen erkende de geleerde dat hij, door een vooropgezette mening, op een dwaalspoor was gebracht en lachte hartelijk mee. Zo groot is, zelfs bij geleerden, het vooroordeel en er is geen andere eigenschap die, wanneer je iets moet beoordelen, de blik meer vertroebelt of zelfs verblindt.
In het vorige voorwoord heb ik naar ik meen voldoende aangetoond dat men aan alle oude schrijvers wel eens valselijk boeken toeschrijft die niet van hen zijn. En vind je het dan goed en eerlijk de eerste de beste domoor toe te staan passages in te lassen of te bederven en tegelijkertijd studenten en geleerden te verbieden om wat men valselijk heeft ingelast te verwijderen en wat men bedorven heeft te verbeteren? Maar misschien eis je dat dat gebeurt op gezag van de bisschoppen. De omgekeerde wereld! Men wordt niet boos op de bedrieger die, buiten ieder gezag om, de heilige boeken bederft, neen, men wordt kwaad op degenen die buiten het gezag van de hele kerk om verbeteren wat bedorven is. Trouwens, ik probeer niet de kerkelijke overheden voor te gaan, maar hen in hun werkzaamheden terzijde te staan, voor zover ik kan. Ik doe aanbevelingen, ik neem geen besluiten, ik geef aanwijzingen, geen oordeel. En ik twijfel er absoluut niet aan dat zij mijn mening met graag- | |
[pagina 63]
| |
te aanvaarden. Maar, zo zegt men, het is bijzonder kwalijk om, wat al zoveel eeuwen is aanvaard, onderuit te halen. Maar waarom was dan vroeger de SeptuagintGa naar voetnoot2. algemener aanvaard? En toch heeft Hieronymus niet geaarzeld deze in zijn vertaling te verbeteren, ondanks het vergeefse protest van Augustinus en enkele andere bisschoppen. Is er een populairder verhaal dan dat over de zeventig cellen? Maar HieronymusGa naar voetnoot3. aarzelde niet om dit verhaal, dat door iedereen werd aanvaard en niet alleen door Augustinus, een leugen te noemen. Of is er een uitgave die een grotere verspreiding kent dan zijn versie van het Nieuwe Testament? En wat doet het af aan de evangelische waarheid, als Valla, meer een retor dan een theoloog, het verwijt maakt dat de vertaler een paar passages verkeerd weergaf? Leest men de brieven aan Paulus soms met minder geloof omdat Jacques Lefèvre d'Etaples, een achtenswaardig man niet minder door de zuiverheid van zijn leven dan door zijn geleerdheid, beweerde dat de uitgave, die algemeen in gebruik is, niet van Hieronymus kan zijn en, in navolging van Valla, er veel in veranderde wat of slecht of verminkt was weergegeven? Ook ik droeg in diezelfde tijd mijn steentje bij en het wonderlijke is dat wij, hoewel wij dat niet van elkaar wisten, beiden in dezelfde tijd aan dezelfde zaak werkten, ook al verscheen zijn uitgave eerder.Ga naar voetnoot4. Ik zou maar al te graag willen dat de uitgave, waar ik nu mee bezig ben, overbodig zou blijken. Ik heb de grootste achting voor Lefèvre als een man van buitengewone geleerdheid, vereer hem als een hoogstaand mens, wens hem het beste toe als een groot vriend. Maar als bij profane zaken Aristoteles al van mening was dat het beter was de vriend van de waarheid te zijn dan die van Plato,Ga naar voetnoot5. dan moet dit des te meer gelden bij deze geschriften die wij voor heilig, of liever gezegd, voor allerheiligst houden. Ik zeg dit, niet omdat ik het niet eens ben met zijn uitgave, maar om me bij voorbaat te excuseren als ik van mening lijk te verschillen met een zo groot man. Maar om tot het onderwerp terug te keren, wat is er de laatste tijd niet met de kerk gebeurd? Staat heel de christelijke wereld op zijn kop omdat Paulus van Middelburg, bisschop van Fossombrone, in zijn boekenGa naar voetnoot6. duidelijk aantoonde dat de algemeen aanvaarde berekening van de paasdatum vals is? Als het kerkelijk gezag niet alleen niet wordt aangetast door dergelijke | |
[pagina 64]
| |
nieuwigheden, maar juist bevestigd, waarom bibbert men dan alsof de hemel instort, als ik probeer uit de zeer geleerde boeken van Hieronymus die domme onzin te verwijderen? En ach, had ik maar de gelegenheid gehad met zijn andere commentaren te doen wat ik met zijn brieven deed. Als men per se een machtiging wil: ik doe dit werk met de gunst, aanmoediging en aansporing van veel grote en ook geleerde prelaten die er niet alleen mee instemmen, maar mijn werklust ook steunen met overvloedige middelen. Hun vorst en vaandeldrager, de enige grote mecenas van mijn studies, is William Warham, aartsbisschop van Canterbury, primaat van heel Engeland, een man zo volmaakt in ieder soort literatuur en deugd dat je bij hem al die gaven aantreft waarvan je er bij anderen nauwelijks een enkele zult vinden en die, alleen, volstaat om alle grote gaven waaraan een volmaakt prelaat moet voldoen, te weerspiegelen. Ook de anderen zal ik hun lof niet onthouden, maar het is nu niet de plaats om de lezer met een nog langere voorrede op te zadelen. Laat ik er slechts dit aan toevoegen. Enige tijd geleden al is paus Leo, in ieder opzicht de grootste, op de hoogte gebracht van mijn werk, niet alleen door mijn brieven, maar ook door die van vele uitmuntende mannen; ik verwacht dan ook van hem, een groot geleerde en tegelijk een voortreffelijk mens, dat hij mijn pogingen niet alleen zal goedkeuren met zijn gezag, maar ook zal bekronen met ruimhartige prijzen. Ik heb, beken ik, hier meer woorden gebruikt dan de lengte van een voorwoord toestaat. Maar ik heb alles gedaan, geen steen onberoerd gelaten om iedereen tevreden te stellen in de wetenschap dat de een door dit, de ander door dat wordt gekwetst of juist verzoend. En als er nog iemand zo dom is, of zichzelf zo vijandig gezind, of zo verdorven door ingevreten gewoontes dat hij met deze onzin zijn goede tijd wil verdoen, dan zal zelfs hij geen reden hebben om zich over mij te beklagen, aangezien hij nu, door mijn toedoen, beschikt over alles wat de vorige uitgaven behelsden en veel beter gecorrigeerd dan vroeger, met ook nog een paar aanvullingen die de oudere uitgaven niet hadden. Ik heb zozeer geprobeerd niemand te kort te doen dat ik mijn uiterste best heb gedaan het zowel geleerden als ongeschoolden, rechtvaardige en vooringenomen lieden, sufferds zonder enige hoop en mensen van grote verwachting naar de zin te maken. Vaarwel, mijn vriend lezer, Bazel, maart 1515 |
|