De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd322 Aan Willibald Pirckheimer
| |
[pagina 54]
| |
band aan elkaar te binden. Laten wij ons best doen ook een ontmoeting mogelijk te maken. Mijn Adagiorum chiliades worden uitgegeven en wel dusdanig herzien en uitgebreid dat men het als een heel nieuw werk kan beschouwen. Zo ook, voorzien van een korte inhoud en aantekeningen, de monumentale werken van de heilige Hieronymus, die ik niet zonder veel zweetdruppels heb verbeterd en waaruit ik alles wat aan hem wordt toegeschreven maar niet van hem is, heb gemarkeerd en apart gezet. Ik heb ook bij het hele Nieuwe Testament fouten eruit gehaald en aantekeningen toegevoegd en ben tussendoor nog doende met andere dingen. Al dit werk houdt me al bijna zes maanden zo bezig dat ik geen tijd heb om op mijn gezondheid te letten. Toch kon ik niet nalaten met dit meer dan geïmproviseerde gebabbel Willibald te vervelen. Ik wist heel goed wat uw waardigheid, wat uw geleerdheid vereiste, maar neem van me aan dat mijn genegenheid voor u mij niet heeft aangeraden maar bevolen u te schrijven. Buiten verwachting was er een bode voorhanden. Ik wilde liever dat hij met een onbenullige brief dan zonder brief bij u aankwam. Binnenkort zal mij meer tijd vergund zijn en dan zal ik u geen brieven, maar boekdelen schrijven. Och, was u maar wat dichterbij! Want in maart vertrek ik weer naar Engeland. Vaarwel, voornaamste sieraad van ons Germanië. Bazel, 24 januari Aan de weledele heer Willibald Pirckheimer, raadsheer van Zijn Keizerlijk Majesteit, senator van Neurenberg |
|