De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445

[p. 51]

320 Van Jan Becker van Borselen
Aarlen, 4 januari 1515

Jan Becker van Borselen aan Erasmus van Rotterdam, gegroet

Aangezien ik had besloten om nooit een gelegenheid om je te schrijven onbenut te laten, mijn zeer vereerde leraar, en ik nu een bode heb die naar je toe gaat, wilde ik niet nalaten althans een paar regels tot je te richten, ook al heb ik geen idee of je nog daar bent of al naar Rome bent afgereisd; ik vreesde en vermoedde stellig het laatste en ik zou je heel wat uitvoeriger schrijven als ik zeker wist dat je nog niet vertrokken was. En omdat deze brief naar een onzekere bestemming gaat, wilde ik het maar kort houden en slechts dat schrijven wat ik iedereen kan laten lezen, voor het geval de brief zonder iemands antwoord wordt geretourneerd, zoals gebeurde met de brief^1. die ik je in Engeland stuurde. Allereerst stel ik je ervan op de hoogte dat ik mijn eigen streek en al mijn vrienden en verwanten, alsook mijn studiegenoten en de voordelen van mijn geboortestreek, op aandringen en bijna op bevel van mijn oude beschermheer, Jérôme Busleiden, heb achtergelaten en naar Luxemburg ben gegaan om zijn neef^2. beschaafde manieren en de schone letteren bij te brengen. Ik woon bij de moeder van de jongen, een zeer deugdzame vrouw, in Aarlen, en van tijd tot tijd in Luxemburg - wij veranderen af en toe van woonplaats - en leef in behoorlijke en tamelijk lucratieve omstandigheden, die ik echter toch een beetje vervelend vind, omdat ik voorlopig moet leven zonder het gezelschap van de geletterden en bijna in eenzaamheid, totdat men ons naar een of andere openbare school stuurt. Want men kon mevrouw nog niet overhalen haar nog erg jonge zoon en haar enige troost na het overlijden van haar man,^3. te laten gaan.

Ik wil van mijn kant graag weten welke boeken je daarginds aan de pers hebt toevertrouwd, want ik begreep uit bepaalde brieven en van degenen die je ontmoetten, toen je naar Bazel vertrok, dat je had besloten de herziene versie van het Nieuwe Testament en van de Brieven van de heilige Hieronymus aan de plaatselijke drukkers of letterzetters te overhandigen, voordat je naar Rome zou gaan en verder nog enkele werken, zoals ik weet uit de brief^4. van afgelopen zomer. Als je op de terugweg uit Engeland ook mij had bezocht in Middelburg - wat ik heel graag wilde - zoals je had gezegd te zul-

1. Misschien de brief genoemd in brief 291.

2. François Busleiden.

3. Valérien Busleiden.

4. Kennelijk een verloren antwoord op brief 291.

[p. 52]

len doen als het je enigszins mogelijk was, dan was ik er beter van op de hoogte geweest en had ik zelfs een paar van je werken met eigen ogen gezien. Nu zal ik je zeer dankbaar zijn als je me laat weten welke boeken je aan je lokale drukkers toevertrouwd hebt, hoeveel ze per stuk kosten en ook hoe ik ze hier naar deze afgelegen plek kan laten sturen. Als de bezorger van deze brief de taak op zich had willen nemen om mij de boeken te brengen of ze mij op een andere wijze te doen toekomen, zou ik hem hebben opgedragen alles te kopen wat ginds gedrukt werd. Maar als men ze naar een boekhandelaar in Trier of Metz kan sturen - want drukkers en boekhandelaren hebben zoveel contacten - zodat ik ze vandaar voor een vaste prijs kan krijgen, dan zou ik dat erg prettig vinden, want ik wil, zoals ik al zei, alles kopen wat je ginds hebt gepubliceerd. Als je iets kleins hebt uitgegeven dat de bezorger zonder al te veel bezwaar met zich wil en kan meenemen, zou ik graag willen dat je het via hem aan mij stuurt. Vaarwel en wees er verzekerd van dat je vriend Van Borselen altijd van je zal houden en je zal vereren, ook al ben je afwezig.

Vanuit Areluno, of, zoals de archeologen menen, Araluno, een burcht van Luxemburg, 4 januari 1515

Je oprechte vriend Jan Becker van Borselen

Als een bewonderaar en vereerder van Erasmus, bij zijn afwezigheid, deze brief opent, wat ik vraag te doen in de adressering, vraag ik hem, in naam van onze gemeenschappelijke genegenheid voor Erasmus, om een kort antwoord te geven en zo Erasmus' plaats in te nemen; ook als ik als onbekende en ver weg hem mijn dank niet kan betuigen, dan nog zal ik hem altijd dankbaar zijn.