De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 3. Brieven 298-445
(2006)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd317 Van Ulrich Zasius
| |
[pagina 48]
| |
dat je zult zeggen dat Zasius vervalt in vrouwengevlei, dat een Germaan een Germaan vleit, wat geen pas geeft, want dat heb jij, integere en onbuigzame, ernstige en krachtige man, als met zwarte kool ooit in mij gebrandmerkt. Maar ik kon niet anders; mijn gemoed, mijn talent, mijn enthousiasme, mijn genegenheid drijven mij daartoe. Want, Erasmus, groot door je faam en - om de woorden van Cicero aan te halenGa naar voetnoot2. - nog groter door je daden, hoe zou men je niet op alle punten eer mogen betonen? Die verering kent geen getallen, maten, gewichten, die hun eigen grenzen niet zullen overschrijden. Maar ik moet stoppen, want ik ga college geven over de Digestum vetus.Ga naar voetnoot3. Meer, en in meer woorden, later, want het doet mij oprecht veel genoegen met jou te spreken als met een goede geest. Vaarwel, mijn ziel, mijn sieraad, of liever sieraad van de filosofie en van encyclopedische kennis; vergeef me als ik zo te onpas een Grieks woordGa naar voetnoot4. bezig, want ik ben daarin maar een leek. Vanuit Freiburg, 7 november 1514 Je Zasius Je vriend Bonifatius, liever gezegd onze vriend Bonifatius, durft je niet te schrijven, getroffen als hij is door je bliksem, maar hij blijft mij maar vragen hem bij jou aan te bevelen en jou uit zijn naam de groeten te doen. Wat ik graag doe, nu ik toch zo brutaal ben je mijn onverzorgde brief te geven; zowel om werkelijk onbeschaamd te zijn als om een vriend die mij hier in Freiburg het allerliefst is, zijn zin te geven. Aanvaard daarom de eerbiedige groeten namens Bonifatius van je nederige dienaar. |
|