De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd139 Aan Jacob Batt
| |
[pagina 294]
| |
voor jou bedoeld - want ik bedrieg jou niet - maar voor een Engelsman. En de brief die ik je nadien heb geschreven over mijn bedoelingen, ik mag sterven als ik daarin niet oprecht was. Ik dacht dat ook jouw brief oprecht was, totdat je me, na mijn terugkeer, bekende dat je alles verzonnen had als antwoord op mijn verzinsels. Ik realiseer me nu echter goed dat alles wat ik in mijn brief vanuit Orléans vertelde over mijn benarde toestand, jou ook een verzinsel lijkt, want anders zou je Louis niet naar mij toe hebben toegestuurd, beladen met maar drie nobels.Ga naar voetnoot1. Ik ga er maar voorzichtig aan voorbij, Batt, dat ik heel wat anders van je had verwacht en hoezeer je mijn toestand hierdoor had kunnen verbeteren. Als je echt denkt dat ik in een brief als deze niet serieus ben, kan ik je net zo goed niet meer schrijven. Maar genoeg hierover. Ik twijfel er niet aan, mijn beste Batt, dat jij met de grootste genegenheid doet wat je doet, maar toch vraag ik je nu je hele persoon in te zetten om mij gelukkig te maken. Je bent daartoe zeker in staat, als je de geestkracht benut die de natuur je heeft gegeven. Stuur onmiddellijk Louis naar de Vrouwe en vertrek, als het mogelijk is, zelf om mijn brief met al je welsprekendheid kracht bij te zetten. Spoor Adolf aan dat hij een beroep doet op zijn moeders goede hart door haar te herinneren aan haar belofte bij mijn eerste verzoek en laat hij zich vooral niet laten afschepen met een kleinigheid, want het is met zijn hulp dat we een grote gift moeten zien te ontvangen. Als het lot van Erasmus je echt ter harte gaat, doe dan het volgende: spreek de Vrouwe toe in verzoenende bewoordingen, excuseer mijn beschroomdheid bij haar, alsof het mij onmogelijk was, gezien mijn aard, mijn armoede rechtstreeks aan haar te bekennen. Je moet haar schrijven dat ik nu in zeer behoeftige omstandigheden verkeer en dat vooral de vlucht naar Orléans mij veel geld gekost heeft, omdat ik in Parijs een paar mensen moest achterlaten van wie ik wat geld kreeg. Schrijf haar verder dat ik nergens de doctorsgraad beter kan halen dan in Italië, maar dat een reis naar Italië, vooral voor iemand van zwakke gezondheid, niet mogelijk is zonder een grote som geld; vooral ook niet omdat ik daar, gezien de reputatie die ik heb in de wereld der letteren, niet al te armoedig kan leven. Maak haar goed duidelijk dat ik door mijn werken meer kan bijdragen aan haar roem dan al die andere theologen die zij steunt. Zij preken wat voor het gewone volk, maar wat ik schrijf, zal altijd voortleven. In één of twee kerken luistert men naar hun dom gewauwel, terwijl mijn boeken over de hele wereld worden gelezen, door Grieken, Latijnen, door alle volkeren. Zeg haar maar dat dat domme slag theologen altijd en overal in grote mate voorhanden zal zijn, maar dat je iemand als ik ternauwernood in vele eeuwen aantreft. Schrijf haar dat alle- | |
[pagina 295]
| |
maal, als je tenminste niet al te scrupuleus bent en niet te fijngevoelig om voor een vriend wat leugentjes te gebruiken! Vervolgens moet je aantonen dat zij er niet armer van zal worden, als zij met enige goudstukken ertoe bijdraagt om Hieronymus' werken, die vol fouten zitten, te restaureren en het herstel van de echte theologie te bevorderen, terwijl zoveel van haar geld wordt verspild aan minderwaardige zaken. Als je dit uitvoerig hebt uiteengezet, zoals alleen jij dat kunt, en hebt uitgeweid over mijn leefwijze, mijn verwachtingen, mijn genegenheid voor de Vrouwe en mijn schroom, voeg er dan aan toe dat ik in totaal tweehonderd frank nodig heb, wat uiteindelijk inhoudt dat mijn toelage van volgend jaar nu reeds wordt uitbetaald. Wat dit betreft, verzin ik niets, Batt. Want het lijkt me niet verstandig met honderd frank, of zelfs minder, naar Italië te gaan, of ik moet weer bij iemand in dienst treden, maar ik sterf liever dan dat te doen. Nogmaals, wat maakt het nu voor haar uit, mijn toelage nu of volgend jaar te geven, en voor mij is het een wereld van verschil. Overreed haar dat zij eens nadenkt over een prebende voor mij, zodat ik, wanneer ik weer terug ben, een plek heb waar ik me rustig aan de letteren kan wijden. Overtuig haar niet alleen, maar toon ook met een redenering, die je zo goed mogelijk hebt uitgedacht, aan dat zij mij onder vele anderen als eerste uitkiest om een prebende toe te zeggen, zo niet de allerbeste, dan toch een heel behoorlijke, die ik bij gelegenheid voor iets beters kan inruilen. Ik ben me er heel goed van bewust dat velen een prebende van haar willen, maar dan moet je er maar op wijzen dat ik uniek ben, als je mij met veel anderen vergelijkt... etc. Je bent stellig je oude gewoonte om er op los te liegen voor Erasmus nog niet vergeten. Zorg ook dat haar zoon Adolf haar hierover aanschrijft met de meest vleiende verzoeken - natuurlijk door jou gedicteerd - en zorg er goed voor dat de belofte van de honderd frank schriftelijk wordt bevestigd en dat - zo mogelijk - Adolf ervan op de hoogte is, zodat, als de moeder iets overkomt - wat God verhoede - ik ze van de zoon kan innen. Aan het eind van de brief moet je er maar aan toevoegen dat ik, in de letteren, dezelfde klachten heb die Hieronymus meermalen uit in zijn brieven, namelijk dat de studie mijn ogen aantast en dat het zover zal komen dat ik, net als hij, alleen nog maar met oren en tong kan studeren. Probeer haar ook in de geestigste bewoordingen over te halen mij een saffier of een andere edelsteen te zenden die mijn ogen kan versterken. Als ik PliniusGa naar voetnoot2. bij de hand had, zou ik je wel schrijven welke edelstenen die kracht bezitten, maar nu moet je het maar zelf uitvissen bij je eigen dokter. Dit alles, beste Jacob, lijkt me niet slecht en niet onmogelijk om te verwezenlijken, als je, ten gunste van mij, in staat bent die oude geest van je terug | |
[pagina 296]
| |
te krijgen die me geluk brengt. En ik denk dat, nu zich zo'n goede gelegenheid voordoet, we die bij de haren moeten grijpen. Ik smeek je, beste Batt, telkens weer te bedenken dat we zo nauw met elkaar zijn verbonden dat, als een van ons beiden, zelfs ten koste van zichzelf, de ander kan helpen, we dat niet moeten nalaten. Wanneer je nu Erasmus, door wie je je nooit hebt willen laten overtreffen in genegenheid, tot grote steun kunt zijn, zonder veel ongerief voor jezelf, dan vind ik dat, als je me hierin je hulp weigert, je niet erg vriendschappelijk bezig bent, maar ronduit vijandig. En laat dit bezwaar niet je geest vertroebelen: ‘Als de Vrouwe dat nu geeft, met wat voor een gezicht kan ik dan nog iets vragen voor mijzelf?’ Ik weet dat je de vrijgevigheid van de Vrouwe hard nodig hebt, maar ik zou willen dat je bedenkt dat je niet alles tegelijkertijd kunt krijgen. Handel nu, nu de gelegenheid zich voordoet, in het belang van je vriend en stel je eigen belang uit tot later. Ik zal voor jou zorgen, wanneer de tijd daar is, en niet minder goed voor je zorgen. En wees maar niet bang dat een geringe gift de Vrouwe armer maakt. Bedenk dat jij, niet ik, iedere dag de gelegenheid hebt haar iets te vragen. Je denkt misschien dat het met mij goed gaat, zolang ik nog niet aan de bedelstaf ben. Maar ik ben zo aangeslagen dat ik meen óf mijn studies helemaal te moeten opgeven óf, uit welke bron ook, de middelen te moeten vinden die de letteren vereisen. Die vereisen een leefwijze die niet al te armoedig en al te vernederend is. Trouwens, hoever was ik af, nee, ben ik af van de bedelstaf, wanneer er zelfs geen daalder meer in het geldkistje zit? Ik schaam me ervoor daar verder over uit te weiden. Maar kijk eens om je heen: hoeveel ezels zijn er niet die, zonder enige kennis, grote rijkdommen bezitten? En dan is het al geweldig, volgens jou, als Erasmus geen honger lijdt. En wat te doen als de ziekte ineens toeslaat; wanneer de bijna jaarlijks terugkerende koorts me weer overvalt? Wat als mij al die andere dingen overkomen, die nu eenmaal gebeuren in een mensenleven en die je zelf ondervonden hebt? En wat heb ik nu helemaal van de Vrouwe gekregen, behalve beloftes? ‘Maar’, zeg je, ‘je hebt je geld verloren in Engeland.’ Ja, het is verloren gegaan, niet door jouw schuld, maar ook niet door de mijne, want ik ben niet naar Engeland gegaan zonder daar goed over te hebben nagedacht en ik ben er niet uit vertrokken zonder mijn vertrek terdege te hebben voorbereid. Maar je hebt het noodlot niet in de hand. Het verbaast me echt, God moge mij bijstaan, dat je roept dat ik je niets meer stuur; alsof ik hier iets zit te verbergen, alsof ik hier iets heb wat ik je kan toesturen, alsof ik hier zit te slapen en iemand nodig heb om me aan te sporen. Geloof mij, ik zit hier niet niets te doen. Integendeel, ik spaar zelfs mijn gezondheid niet, terwijl ik mijn vrienden help; voor sommigen schrijf ik iets, anderen geef ik uitleg, weer anderen corrigeer ik, terwijl ik voor me- | |
[pagina 297]
| |
zelf lees, aantekeningen maak, verbeter, schrijf en me in de bijzonder moeilijke Griekse letteren verdiep. En dan roep jij, terwijl jij mijn activiteit afmeet aan de jouwe, ‘schrijf voor die en die een boek, schrijf honderden brieven’, alsof ik een stalen gestel heb. Ik geloof dat al die dingen jou zo makkelijk lijken, omdat jij je bepaald niet in het zweet gewerkt hebt in deze leerschool. Vind zelf maar eens uit wat het is om een boek te schrijven en beschuldig me dan, als je weet wat dat is, van traagheid. Je zet in je brief allerlei opmerkingen die jou grappig lijken, maar die ik nogal kwetsend vind of in ieder geval ongepast. Alsjeblieft, mijn dierbare Jacob, laten wij ons hoeden voor dergelijke geestigheden, die meer passen bij Momus dan bij de gratiën. En als we het soms leuk vinden ons te vermaken met fijnzinnige grappen, laten wij deze gesprekken dan voeren als de tijd het toestaat en laten ze onze zaak niet ophouden. Ik bezweer je verder bij onze vriendschap, het niet in je hoofd te halen me nog eens op de proef te stellen om te kijken of ik deze laatste hoop, de enige die me rest, kan opgeven. Laten wij de vriendschap, die ons zo dierbaar is, niet verzieken door misplaatste grappen. Ik wens vurig maar één ding: de grootst mogelijke geleerdheid te verwerven. Daarom zie ik ten zeerste neer op alles wat gewoon is; want ik zie, ja ik zie al lang de dwaasheid van het volk. Mijn boeken zullen echter niet onmiddellijk een grote vlucht nemen. Ik wil er liever wat langer over doen om een degelijke naam te vestigen dan in korte tijd beroemd te worden en daar later spijt van te krijgen; daarvan zie ik genoeg voorbeelden. Daarom vraag ik je, laat mij mijn eigen gang gaan. Het zal mij niet ontbreken aan enthousiasme en geestkracht, als jij er maar voor zorgt dat er wat geld komt. Je kunt dat doen zonder er persoonlijk wat bij te verliezen, en misschien wel met voordeel. Ik schrijf je dit allemaal, niet omdat ik denk dat jij een prikkel nodig hebt, maar omdat het nodig is dat je je volledig inzet. Men moet aan de grote heren nooit iets onbenulligs vragen en wanneer het om een vriend gaat, moet men eervol alles proberen. Geloof mij, als je de zaak goed aanpakt, zul je slagen. Maar als je denkt dat er geen enkele kans is, houd me dan niet zoet met ijdele hoop. Sta me dan toe uit te zien naar andere mogelijkheden. Alles wat ik hierboven heb geschreven, mijn dierbare Batt, daar moet je niet te hard over oordelen; vat het in goede zin op, als in alle eenvoud gesproken. Ik moest wel ernstige woorden gebruiken bij een ernstige zaak. Luister nu wat ik wil dat je verder nog voor me doet, namelijk dat je een soort geschenk ziet los te krijgen van de abt. Jij kent het karakter van de man door en door; verzin een of andere schuchtere en vleierige reden om hem wat te vragen. Zeg dat ik werk aan een grote onderneming: namelijk heel het werk van Hieronymus, hoeveel het ook is, te herstellen en in goed Grieks te schrijven. Het is namelijk door de onwetendheid van allerlei domme theologen aan ons | |
[pagina 298]
| |
overgeleverd in een bedorven, verminkte en chaotische toestand - want ik heb in zijn geschriften veel vervalste en ondergeschoven passages ontdekt. Zo ga ik de Oudheid en zijn kunst, die niemand tot op heden, dat durf ik rustig te stellen, heeft doorgrond, onthullen. Maar daarvoor heb ik veel boeken nodig en hulp van Griekse leraren, zodat ik behoefte heb aan een gift. En hierover hoef je niet te liegen, beste Batt, want ik ben met al die dingen inderdaad bezig. Als je van de Vrouwe een grote som krijgt - en ik vertrouw dat het zal lukken - stuur dan asjeblieft Louis naar me terug. Als zij slechts tien of twaalf schilden geeft of niets, laat Louis dan niet komen, maar geef het, wat het ook is, mee aan Jean, tenzij de jongen zich vrijwillig aanbiedt voor de reis. Louis weet wel tot wanneer Jean in Zeeland zal zijn. Wat de jas betreft, waarover je nogal laatdunkend schrijft, doe ermee wat je wilt. Maar het lijkt mij nogal vreemd een leerjongen in dienst te hebben en die niet te kleden. Ik vind het erg vervelend dergelijke onbenulligheden te moeten afbedelen van de Vrouwe, maar, zoals ik gezegd heb, doe zoals je wilt. Ook al krijg je van de Vrouwe niet zoveel als je wenst, zorg er dan toch voor dat men mij nogal wat schilden, samen met jouw geld, brengt. Groot gebrek aan boeken, geen tijd, weinig goede gezondheid; ga zo maar eens boeken schrijven. Wat Jean, de koerier, betreft, ik vind dat hij niet helemaal te vertrouwen is. Besluit zelf maar of je dus liever Louis hierheen wilt sturen, maar stuur hem vooral niet met maar één of twee nobels. En alsjeblieft, beste Batt, haast je. Je moet de boeken van Augustijn meegeven aan Louis; hij zal ze naar Veere brengen, naar mijn goede vriend Thomas,Ga naar voetnoot3. en laat hij zoveel mogelijk exemplaren verkopen, zelfs tijdens zijn reis. Thomas kan dan de rest met een betrouwbare schipper naar X in Gouda sturen. Deze kan er, op zijn beurt, een paar slijten in zijn omgeving en de rest zo snel mogelijk voor de verkoop aan WillemGa naar voetnoot4. in Haarlem sturen. Ik zal ook een brief sturen via de koerier. Vaarwel, mijn dierbare en beste Batt, stort je helemaal op deze zaak; ik doel dan op je als vriend, niet als iemand die alles op zijn beloop laat. Orléans, 1500 |
|