De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd135 Aan Jacob Batt
| |
[pagina 282]
| |
dige lieden, als ik zo vaak naar jullie kom. Tenslotte, Jacob,Ga naar voetnoot1. die niet alleen zijn naam, maar ook zijn karakter met jou gemeen heeft, bejegent me hier zo liefdevol dat, als er verder niets was, dat alleen al voldoende zou zijn om me hier vast te houden. Verder nodigt de abtGa naar voetnoot2. mij uit op een manier dat ik bijna bang ben om te komen. Als hij zoveel van me houdt, weet ik niet hoe ik deze vrees van me moet interpreteren; dan zal hij, aangezien hij niet erg standvastig is, om niet te zeggen wispelturig, meer om me geven als ik wegblijf. Als hij zijn broer nadoet,Ga naar voetnoot3. is het het beste zo lang mogelijk afwezig te blijven. Ik schaam me om bij jou te klagen, mijn beste Batt, over zijn lichtzinnigheid, of moet ik zeggen zijn afkeer? O, die arme werkjes van mij, die een antimecenas treffen, die ze niet koestert, maar ze buitengewoon slecht gezind is. Jan Standonck keerde onlangs, zoals je weet, terug uit Leuven, in het gezelschap van een of andere armzalige magister uit Mechelen. Aan hem heeft die ernstige bisschop de opdracht gegeven om in Parijs zo nauwgezet mogelijk al mijn verborgen gangen te ontdekken en na te speuren, en hem dan schriftelijk rapport uit te brengen over wat hij heeft ontdekt. Hij heeft die verrader daarvoor een prachtig geschenk beloofd. Diezelfde onbeschaamd lichtzinnige bisschop heeft erbij gezegd dat hij erg verbaasd was dat ik, zonder zijn toestemming, zomaar brutaalweg in Parijs durf te blijven. Als hij al waanzinnig is om zo te denken, was het dan niet nog dwazer om dat mee te delen aan die scholastieke pauper? Ik voorspel dat de woede van de bisschop steeds groter zal worden, deels omdat hij meent dat ik hem verwaarloos, en deels en vooral omdat hij denkt dat ik over hem klaag bij zijn broer of anderen, van wie hij misschien iets onaangenaams te horen heeft gekregen uit mijn naam. Maar deze dingen zullen mijn geest niet breken en ik krijg er des temeer zin in iets groots te verrichten in Parijs, waarmee ik hem de lendenen zal breken. Hier heb je de redenen waarom ik niet naar je toe kom, ook al zou ik het best willen. Je zult dit besluit, hoop ik, billijken. Overigens heb ik mijn vroegere pupil Louis naar je toe gestuurd, met de opdracht JosseGa naar voetnoot4. van dienst te zijn, van wie ik denk dat hij al is teruggekeerd. Als hij nog niet is teruggekeerd, vraag ik je dat jij intussen de jongeman aanbeveelt bij iemand anders of, wat hij zelf liever wil, dat jij hem zelf opneemt, als daar een mogelijkheid voor is. Hij is zo betrouwbaar dat je hem alles kunt toevertrouwen, en dat is heel veel voor een jongen. Hij schrijft snel en mooi, in het Frans en in het Latijn. Hij is redelijk goed thuis in de grammatica, geduldig in zijn werk, zeer | |
[pagina 283]
| |
meegaand en zonder een kwaad karakter. Hij kan jou ook van dienst zijn bij het overschrijven van boeken. Als je hem onder je hoede neemt, zul je mij ten zeerste aan je verplichten en de jongen, die niemand meer heeft, echt helpen. Als er bij jou geen plaats is, kijk dan of er misschien bij de abt een plaatsje vrijkomt. Maar als je de jongen houdt, vertrouw dan aan de bode van St. Omer zo snel mogelijk mijn spaarcentjes toe om ze me te brengen, samen met Aurelius Augustinus op perkament, en wat je verder nog voor mij van belang vindt. Uit noodzaak heb ik me al weer enige tijd geleden met Augustijn verzoend. Hij erkent zijn schuld, maar beweert dat hij ze niet kan betalen en ik geloof hem bijna. Ik ben hier aan Jacob Voecht heel wat schilden schuldig. Stuur daarom niet alleen al het geld dat op mijn naam staat, maar ook wat je zelf aan Erasmus kunt lenen. ‘Van wie moet ik dat terugkrijgen’, vraag je? Van de Vrouwe, die niet zo hard zal zijn het kerstfeest zomaar voorbij te laten gaan. Het is echt nodig, mijn beste Batt, als je wilt dat ik niet omkom. Ik schrijf dit niet zomaar. Als je echt denkt niets voor de jongen te kunnen doen, laat hem dan niet blijven, maar stuur hem dan onmiddellijk terug met je brief, het geld en het boek en wat er verder nog is. Je kunt geen betrouwbaarder koerier vinden om me te schrijven of iets te sturen. Ik waardeer het dat je zo voorzichtig bent in je brieven, maar via hem kun je, geloofme maar, zeggen wat je wilt. Geef hem van mijn geld tien of twaalf denariën als reisgeld. Of je hem nu daar houdt of dat je hem terugstuurt, je moet hem mijn zwarte mantel, die bij jou ligt, geven, zodat hij van mij een beloning heeft voor zijn diensten, als die nog niet is verkocht. Mountjoy geeft, zoals je schrijft, zeer karig, wat ik aan die allerbotste Galba wijt; het is zijn stomme schuld dat mijn geld in Engeland verloren is gegaan. Maar daar zullen we nu maar verder over zwijgen. Eens zal er gelegenheid zijn tot vergelding. Ik ga ondertussen verder op de weg die ik heb uitgestippeld voor de letteren. Het spijt me dat ik de Adagia naar jullie heb gestuurd om te verkopen, want hier loopt de verkoop prima en ze brengen een hogere prijs op. Mijn Jacob hier, echt een tweede Batt, wil dat ik hem met de meeste genegenheid bij jou aanbeveel. Hij verdient het dat jij hem van harte je vriendschap schenkt. Hij houdt heel erg veel van je; pas maar op dat hij je niet gaat overtreffen in zijn genegenheid. Vaarwel, mijn beste Batt. Ik heb nogal slordig geschreven, om mijn wankele gezondheid niet te veel op de proef te stellen. Orléans [1499] |
|