De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd132 Aan een dokter, voor een vriend
| |
Brief van Erasmus voor een vriend aan een arts geschrevenUit ervaring begrijp ik nu, zeer geleerde heer, dat een dankbare ziel niets ergers kan overkomen dan in de onmogelijkheid te verkeren iemand aan wie hij zeer veel verschuldigd is, ook maar enig blijk van zijn dank te brengen. Dat is nu precies wat mij overkomt met betrekking tot u. Elke keer als ik me uw grote verdiensten voor de geest haal - en ik haal ze me voortdurend voor de geest en zit ingespannen te piekeren hoe ik toch uw grote vriendelijkheid, zo niet gelijkelijk (dat kan ik niet hopen), dan toch gedeeltelijk kan belonen - word ik boos op mijn lot en vervloek het dat het me geboren heeft laten worden in een conditie dat ik de grootste weldaden van mensen zoals u moet aanvaarden, maar nog niet het geringste terug kan geven voor wat ik heb ontvangen. Hierin alleen al drukt de onbillijkheid van het lot zwaar op me en welt er een gevoel van opstandigheid in me op, als ik brand van verlangen om uw weldaden te belonen en tegelijk besef hoe weinig ik in mijn armoede kan doen en hoeveel uw vriendelijkheid vereist. Want heeft ooit iemand, hoe rijk hij ook was, een dokter naar waarde kunnen belonen? Net zo min als God kan men de dokter eerlijk terugbetalen. Van God krijgen wij het leven, van de dokter herkrijgen wij het. De hoogste schepper heeft ons het geschenk van het bestaan gegeven, maar de arts zorgt dat deze gave behouden blijft, en herstelt wat anders ten dode is opgeschreven. Daarom zeg ik niet, zoals Homerus,Ga naar voetnoot1. dat ‘één arts vele andere mensen waard is’, maar dat hij onder de stervelingen beschouwd moet worden als een godheid op aarde. En zo ver als de arts staat boven de andere mensen, zo ver staat u, naar ik | |
[pagina 275]
| |
meen, boven alle andere artsen. Ik sta dus niet alleen bij u als arts in het krijt, maar ook als de grootste meester van de heelkunde. U werkt met een zeldzaam voorkomende en bijna ongelooflijke nauwgezetheid, geeft een meer dan vaderlijke zorg en toewijding, en blijft bewonderenswaardig vriendelijk. Een dokter in wie dit allemaal te vinden is, is misschien wel even zeldzaam als de feniks van de dichters, die al spreekwoordelijk is geworden. In u als enige treft men dit alles niet alleen aan, maar ook nog in de hoogste mate. Want wie is er deskundiger dan u bij een prognose, scherpzinniger en zekerder in de diagnose, voorzichtiger in zijn voorschriften? Hierin loopt u niet alleen ver voor op de artsen van onze tijd, maar kan men u ook terecht vergelijken met de scheppers van de geneeskunde, en als het ware met de goden, zoals de Ouden zeiden. Onsterfelijke God, wat een toewijding! Als deze aan de heelkunde ontbreekt, wordt de arts een gevaar. Maar bij u is die toewijding zo duidelijk aanwezig, dat de groten der wereld u om strijd de zorg voor hun gezondheid toevertrouwen, niet alleen als aan een arts, maar als aan een vader. En dan, wat een nauwlettende aandacht voor de kleinste zaken, wat een geduld in het werk, dat uw goede humeur niet aantast, zodat u hierin niet onderdoet voor de meest liefhebbende moeder. Voeg daar die bijzondere vriendelijkheid aan toe, waarvoor iedereen u terecht bewondert, en niet alleen bewondert, maar liefheeft. De geleerden zien in u een wonder van geleerdheid, de grote heren loven uw betrouwbaarheid, de zieken uw zorg en toewijding, en allen uw vriendelijkheid en wonderlijke zachtheid van optreden. En al die gaven hebt u mij ten dienste gesteld, toen u mij, bijna een onbekende voor u, in groot gevaar zag en in een ernstige, bijna wanhopige toestand, en u hebt dat met niet meer liefde kunnen doen dan voor een broer. Het is door uw kunst, dat ik als uit de onderwereld ben teruggekeerd. Ik zie dus wat ik u schuldig ben, hoewel ik me zelfs dit nog niet genoeg realiseer en nog veel minder in woorden kan uitdrukken. Maar wanneer ik begin te denken hoe ik u op een gelijke manier kan belonen, dan klopt de verhouding van credit en debet helemaal niet meer. Moet mijn arm fortuintje het evenwicht brengen? Dat is heel gering en heel poëtisch, dat wil zeggen: karig en bijna niets, terwijl wat u mij gebracht hebt zo voortreffelijk is dat zelfs Croesus, als hij al zijn schatten had aangesproken, daar niet tegenop had gekund en ik evenmin, al had ik thuis fonteinen van goud, waarover de dichters wel fantaseren, of een Taag of een Pactolus, die goudzand aanvoeren. Toen de enorm rijke tiran Phalaris aan zijn arts Polycletus prachtige en waarlijk koninklijke giften had gestuurd, verontschuldigde hij zich nog voor de geringheid van het geschenk en bekende eerlijk dat hij diens weldaden niet in gelijke mate kon belonen. Zo voel ik het ook; zelfs als ik mezelf als onderpand zou geven of mijn eigen persoon op de veiling zou aanbieden, dan zou | |
[pagina 276]
| |
ik nog mijn schuld niet kunnen voldoen. Maar ik weet dat u geen behoefte hebt aan zoveel dank, die ik u toch niet kan geven. Maar soms is ‘oprechte dankbaarheid de beste betaling’, zoals Seneca zegt.Ga naar voetnoot2. Aeschines heeft met zijn bevallige en bescheiden toespraakGa naar voetnoot3. Socrates meer aan zich verplicht dan Alcibiades kon doen met al zijn rijke geschenken, die even groot waren als zijn vrijgevigheid. Maar ik erken dat ik ook hier niet tegenop kan, want wat u voor mij gedaan hebt, gaat al mijn welsprekendheid te boven, en hoe prachtig men ook zal spreken, het zal altijd in het niet vallen bij uw vriendelijkheid. Bovendien ben ik nog zo onnozel, dat ik zelfs voor kleine dingen de juiste woorden niet kan vinden. Tenslotte, uw geest is zo verfijnd, uw oordeel is zo scherp dat alleen het meest gepolijste, het meest nauwkeurige en het meest verfijnde u tevreden kan stellen. En zo ben ik dan op beide terreinen overwonnen; ik kan u niets teruggeven en ik kan niet op de juiste wijze mijn dank betuigen. Het enige wat ik kan doen, mijn enige rijkdom, is voortdurend u in gedachten te houden, u lief te hebben, en voorzover ik dat kan, dank te brengen, u te belonen in die mate dat ik niet helemaal ondankbaar zal lijken. Ik zend u deze Homerus in het Grieks, niet om mijn schuld aan u te verminderen, maar als een teken van mijn dankbaarheid. Ik heb het van een zeer bevriend man meegenomen om u nog vriendelijker jegens mij te stemmen. Vaarwel. |
|