De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 254]
| |
Aan...Ik zou je wel vaker geschreven hebben, mijn zeer vriendelijke X - want ik onderhoud me graag met mijn vrienden via brieven - maar ik vreesde dat, als ik je af zou houden van je studies door je te schrijven, of als je misschien niet hetzelfde genoegen stelt in een briefwisseling, ik eerder ongelegen dan welkom zou zijn. Nu heb ik me echter niet langer kunnen inhouden - ik zal het maar ronduit zeggen - niet omdat ik zoveel vrije tijd heb, want die is me helemaal ontzegd, maar om niet de indruk te wekken dat de onderbreking in onze omgang ook maar enige afbreuk doet aan mijn vroegere genegenheid voor jou. Want ik koester zulke warme gevoelens voor je, mijn beste X, dat ik hulpeloos rond zou dwalen als ook jij me niet met een bijzondere genegenheid tegemoet trad. Je vraagt wat ik zoal doe? Ik houd me bezig met mijn vrienden, met wie ik veel en hartelijk omga. ‘Over wat voor vrienden heb je het, arme drommel?’, zeg je. ‘Is er iemand die jou wil zien of horen?’ Ik ontken niet dat de vrienden van rijke mensen talrijk zijn, maar ook arme mensen hebben vrienden en die zijn zeker niet minder betrouwbaar of minder geschikt dan de anderen. Met hen trek ik me terug in een of ander hoekje en, de ijdele schare ontvluchtend, zit ik ze daar wat aardige dingen toe te mompelen of hoor ik ze me iets toefluisteren. Ik praat met hen precies alsof ik met mezelf praat. Is er iets rustgevender? Zij verbergen nooit hun geheimen voor mij, maar zwijgen over wat ik hun toevertrouw. Zij brengen niets naar buiten van de gesprekken die ik in hun gezelschap misschien wat al te vrij voer. Wanneer je ze ontbiedt, zijn zij er snel, maar als je niet om ze vraagt, dringen zij zich niet op. Vraag je hen te spreken, dan spreken zij; zo niet, dan zwijgen zij. Zij zeggen wat je wilt, zoveel je wilt, hoelang je wilt. Zij vleien niet, zij liegen niet, zij verbergen niets. Zij wijzen je vrijmoedig op je fouten. Zij zijn niemand tot last. Zij zeggen vrolijke of nuttige dingen. Zij matigen je in je voorspoed en troosten je in tegenspoed. Zij veranderen bijna niet wanneer je lot verandert. Zij volgen je in alle gevaren. Zij blijven bij je tot de laatste brandstapel. Met elkaar gaan zij in alle oprechtheid om. Van tijd tot tijd wissel ik ze uit, nu eens de een, dan weer de ander opnemend, en onpartijdig voor allen. Dat zijn de vrienden, beste X, met wie ik me ergens in het verborgene begraaf. En dat heerlijke nietsdoen, dat zal ik nooit ruilen, voor welke rijkdom, voor welke scepter ook. Maar laat mijn beeldspraak je niet verder van de wijs brengen. Je begrijpt natuurlijk dat, wat ik over mijn vrienden gezegd heb, slaat op boeken. Ik ben altijd erg gelukkig als ik ze onder handbereik heb en het enige wat ik betreur, is dat ik dit geluk niet met jou kan delen. Ik weet dat het niet nodig is, maar toch blijf ik je aansporen je met je hele ziel op deze | |
[pagina 255]
| |
prachtige studies te werpen, zodat je niets vulgairs, niets middelmatigs bewondert. Streef altijd naar het allerhoogste. Ik hoop dat je eens zult zeggen dat ik je meermalen trouw en vol genegenheid raad heb gegeven. Ik heb het plan opgevat een werk over geestige gezegdes, spreekwoorden en snedige uitdrukkingen samen te stellen.Ga naar voetnoot1. Ik heb je er een paar voorbeelden van gegeven uit een bundel, die weldra, vertrouw ik, meer dan drieduizend uitdrukkingen zal tellen. Ik voorzie dat het werk aangenaam en erg nuttig zal zijn, en het is tot nu toe door niemand geprobeerd. Als ik zie dat zo'n werk je interesseert, zal dat een reden voor me zijn om er met nog meer plezier en enthousiasme aan te werken. Ondertussen, vaarwel en blijf van me houden, zoals je al doet. |