De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdJohan Sixtinus aan de zeer welsprekende heer Desiderius Erasmus, gegroetOnze uitstekende prior, Richard Charnock, heeft mij vandaag een paar van je gedichten laten zien, geschreven in een ongewoon metrum, dat verre van gebruikelijk is. Als jij die met veel zorg en inspanning zou hebben gemaakt, zouden zij, naar mijn mening, veel waardering moeten oogsten. Maar als je ze, zoals men zegt, zonder veel moeite en bijna voor de vuist weg hebt geschreven, moet dan niet iedereen die ze gelezen heeft en die ook maar een greintje verstand bezit, je gelijkstellen met de grootste dichters van de Oudheid? Zij ademen iets van die Attische bevalligheid en de buitengewone lieflijkheid van je genie. Daarom, Erasmus, alsjeblieft, ga door en wek je zoete muzen weer tot leven, zodat iedereen, door jou en mensen zoals jij, inziet dat, wat vroeger ondenkbaar leek, het genie van Germanië in niets onderdoet voor dat van de Italianen. Vaarwel, zeer lieflijke en harmonieuze dichter. | |
[pagina 226]
| |
Misschien zeg je: ‘Ik, Cosmos,Ga naar voetnoot1. weiger die ijskoude mantel
Maar eis dat je me stuurt een purperen toga.’
Violen van Paestum, Sixtinus, stuur je niet aan boeren,
En waardeloze cadeaus niet aan een grote leider.
Maar toch, beroemdste dichter van de eeuw,
Ook Calliope heeft in haar armoede charme.
Als die van mij behaagt aan jouw verfijnde oren,
zal ik me in het paradijs bevinden. Vaarwel.
|
|