De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus aan Andrelini, gelauwerd dichterOnsterfelijke God, wat hoor ik? Is onze ScopusGa naar voetnoot1. plotseling van dichter soldaat geworden en gaat hij nu, in plaats van met boeken, om met verschrikkelijke | |
[pagina 202]
| |
wapens? Hoeveel beter ging hij het gevecht aan met Delius Volscus,Ga naar voetnoot2. want zo noemde die zich! Als hij die had neergesabeld, goede God, wat een zegetocht wachtte hem dan! Ik maak in Engeland ook enige vorderingen. De Erasmus die je kent, is al bijna een goed jager, een niet al te slecht ruiter, een niet onervaren hoveling; hij groet wat beminnelijker, glimlacht aangenamer en dat alles tegen de zin van Minerva in. Hoe het met mij gaat? Alles loopt voorspoedig. Als jij verstandig bent, kom je ook snel hierheen. Waarom zou een zo spitse neus als jij oud willen worden in de Gallische drek? Als de jicht je weerhoudt, laat die maar naar de duivel lopen, als jij maar gezond blijft. Als je zou weten wat Engeland allemaal te bieden heeft, zou je met gevleugelde voeten hierheen komen snellen; en als de jicht je dat onmogelijk maakt, moet je maar wensen in een Daedalus te veranderen. Want om maar een van de vele dingen te noemen, er zijn hier meisjes met goddelijke gezichten, vriendelijk, gemakkelijk in de omgang, en die jij zonder moeite boven jouw muzen zou stellen. En verder bestaat er hier een lofwaardige gewoonte: kom je ergens, je wordt met kussen van iedereen ontvangen; ga je weg, je wordt met kussen uitgeleide gedaan; kom je terug, weer zoete kussen; komt iemand bij je, kussen vallen je ten deel; gaat iemand je huis uit, kussen worden gewisseld; je ontmoet elkaar elders, er wordt weer druk gekust; kortom, waarheen je je ook keert of wendt, alles is vol zoete kussen. Als jij, Fausto, één keer had gesmaakt hoe zacht, hoe geurig die zijn, dan zou je niet slechts tien jaar, zoals Solon,Ga naar voetnoot3. maar tot aan je dood in Engeland willen wonen. We zullen hierover genoeglijk verder praten, als we weer bij elkaar zijn, want ik hoop je binnenkort te zien. Vaarwel. Van Engeland, 1499 |
|