De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd101 Aan Jacob Batt
| |
[pagina 200]
| |
een voorproefje met lichtbewapenden. Als je niet om vrede vraagt, zal ik je met een heuse slaglinie komen belegeren. Maar, serieus, ik ben erg blij dat jij nog tijd hebt om te lachen. Want die brief van Adriaan,Ga naar voetnoot1. vol met leugens, heeft mij erg van streek gemaakt, zodat ik me afvroeg of ik niet snel naar jou terug moest keren. Wat ik je over de verloren reistas schreef: ik wou dat het waar was, dat ik het voor de grap had gedaan! Maar je schrijft dat je begrijpt waar ik heen wil. Laat ik alles nog eens precies uitleggen. Ik zal verder gaan, niet waarheen ik mijn koers heb uitgezet, maar waarheen de storm mij drijft, als jij mijn middelen niet aanvult. En de realiteit zal je snel duidelijk maken, mijn beste Batt, dat dit helemaal geen grapje is. Natuurlijk zal ik het voorbeeld volgen van goede kapiteins en met ware zeemanskunst tegen de storm strijden. Hoe de winden ook razen, ik zal, als ik van de rechte koers word afgedreven, met volle zeilen verder gaan en als het mij niet vergund is de haven waar ik het liefst naar toe wil, te bereiken, dan moet ik maar ergens op de kust terechtkomen. Ik ben tot nu toe heen en weer geslingerd met dat gereis en getrek en ik heb nog nauwelijks vaste grond onder mijn voeten gehad. Ik ben ijverig bezig alles te verzamelen wat ik heb geschreven; stuur jij mijn ezel, uitgerust met draagtassen, zo snel mogelijk hierheen, zodat ik hem, beladen met een vracht papieren, kan terugsturen. Stuur mij ook, behalve mijn kleding, waarover ik heb geschreven, mijn brieven op en die van Willem. Het werk van Campano is hier niet meer te koop, en was te duur toen het nog wel te koop was; toch zal ik je een exemplaar van zijn werk en van dat van Sulpizio sturen. Maar ik wacht op mijn ezel, want ik wil dergelijke spullen niet toevertrouwen aan een onbekend lastdier. De theoloog Natalis heeft mij keurig jouw groeten overgebracht. Van hem vernam ik dat de Vrouwe van Veere, samen met haar zuster, zich gereedmaakt voor de reis naar Rome en liet blijken mij graag als begeleider te willen hebben. Jij zult binnenkort Tournehem verlaten om naar Leuven te gaan. Ik zou je er graag mee feliciteren, als je nieuwe vrijheid je al niet zo brutaal maakte. Je bent zo driest geworden, nu een glimp van die vrijheid, die je in je slavernij zo lang hebt moeten ontberen, je tegemoet straalt. Wat moet dat worden als je in Leuven in volle glorie zult schitteren? Stel mij nauwkeurig op de hoogte van je plannen en vertel mij wat ik nog kan verwachten, want het lijkt erop dat je me bij mijn vertrek geen erg goede raad hebt gegeven. Ik zal via Natalis aan de mensen schrijven die je me aanraadt. De graaf, een en al vriendelijkheid, doet je de hartelijkste groeten. Ik zal er nooit in toestemmen dat de jongen van de dokter me zo onderzoekt als ik hem heb gedaan. Ik heb geen zin om een groot deel van deze brief te vullen met het noemen van alle | |
[pagina 201]
| |
lieden aan het hof en daarom moet je die met halsketens getooiden maar, ieder op passende wijze, mijn groeten overbrengen. Ik bid dat het je leerling Adolf goed moge gaan. Vaarwel. Parijs [1497] |
|