De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd81 Aan Willem Hermans
| |
[pagina 176]
| |
ik voor Odysseus en ik ben dan ook onlangs ziek geworden van al dat gereis; nu gaat het wat beter. Een lid van mijn huishoudenGa naar voetnoot2. is door koorts overvallen, maar hij is nu toch aan de beterende hand. Augustijn, die een lezing over jou heeft verzorgd,Ga naar voetnoot3. is al een tijd geleden vertrokken; hij behandelt mij omzichtig, en ik hem. We mogen elkaar niet echt en we hebben elkaar nooit gemogen, want we zijn erg verschillend van aard. Binnenkort zal hij bij jullie langskomen. Je moet hem ook omzichtig behandelen, hem met respect bejegenen als er anderen bij zijn en hem zo gul mogelijk onthalen. Hij zal misschien iets loffelijks over je zeggen; luister dan goed. Hij zal waarschijnlijk nooit meer terugkomen. In je eigen belang moet je hem daarom voorkomend behandelen; daar zijn goede redenen voor. Hij heeft hier in het openbaar jouw gedichten besproken en nog wel om niet. Je moet hem daarvoor danken, maar geef hem niets, vooral niets van wat voor mij van belang kan zijn. Ik had je gevraagd iets voor me te doen. Als je het gedaan hebt, vraag ik je dringend het op te sturen, want het is erg belangrijk voor mij. Als je nog niets hebt gedaan, zal ik je taak gedeeltelijk verlichten. Stuur me in ieder geval mijn Elegantiae.Ga naar voetnoot4. Stuur me vooral ook het derde boek van Valla als het al gekopieerd is; zo niet, dan wil ik liever dat je een ander werk onder handen neemt. En houd mij vooral op de hoogte van je eigen werk; ik zal je zeggen waarom ik dat zo graag wil. Ik ben op het ogenblik te gast bij een adellijke en zeer vriendelijke Engelsman,Ga naar voetnoot5. samen met twee jonge edellieden. Ik word hier met meer pracht en eerbied onthaald dan ik ooit van de bisschop ondervonden zou hebben, zelfs niet als ik zelf bisschop was. Deze Engelsman hecht bijzonder veel waarde aan alles wat jij schrijft en als je ervoor zorgt dat de koerier hem steeds iets nieuws van je brengt, bewijs je mij een prettige en nuttige dienst, die ook voor jezelf van groot belang zal zijn. Je moet hem vooral schrijven als een vriend. Prijs het in hem dat hij, met voorbijgaan van al het andere, niets bewondert behalve de letteren, iets dat je slechts bij weinig mensen vindt, maar die beleven er dan ook veel vreugde aan. Vertel hem hoeveel genoegen de letteren schenken. Steek de combinatie van geleerdheid en rechtschapenheid in de hoogte, beveel mij bij hem aan en bied ook zelf vriendelijk je diensten aan. Geloof me, Willem, hij zal ook veel voor jouw reputatie kunnen betekenen. Hij is de eerste onder zijn gelijken en in hem heb je iemand die jouw | |
[pagina 177]
| |
geschriften over Engeland kan verspreiden. Met klem smeek ik je dat je dit ter harte neemt, als je ook maar iets om me geeft. Ik ben boos op je dat je me een zo korte en weinig enthousiaste brief schreef. Helaas is het zover gekomen dat jij het al geweldig vindt als je, ter wille van mij, een nacht doorwerkt. Of ben je me al vergeten tussen al je pleziertjes? Ik zou er best aan mee willen doen. Maar kijk eens waartoe de eerzucht mij gebracht heeft. Ik ben almaar bezig de rots van Sisyfus voort te rollen. Ik heb plannen, maar als daar geen schot in komt, zal ik naar je toe komen snellen. Niet dat ik me zorgen maak over mijn mogelijkheden om hier een fatsoenlijk bestaan te leiden, want men nodigt mij van alle kanten uit en maakt mij het hof; maar ach, wat zou ik graag mijn leven met jou willen delen. Je weet niet half hoe het verlangen om bij jou te zijn mij kwelt, bij jou alleen, zeg ik. Ik ben K., I. en C. vergeten, samen met al die anderen, die ik niet met name noem om al hun geruzie niet te hoeven horen. Alleen jij, Willem, blijft diep in mijn merg aanwezig. Ik geloof dat jij iemand uitstekend kunt betoveren, want ik zou liever bij jou willen leven dan bij de paus. Ik leid hier een nogal moeizaam bestaan, omdat ik steeds om mijn reputatie moet denken. Weg met de titel van theoloog, weg met de roem, weg met al die nutteloze waardigheid. Ik heb al een voorproefje gehad van wat echt succes betekent. Wat gaat er boven wat bijpraten met een dierbare vriend! Al drie maanden heb ik Fausto noch Gaguin gesproken. Schrijf jij ze eens, kort en geleerd aan Fausto, een wat uitvoeriger brief aan Gaguin waarbij je heel vriendelijk op een paar onderwerpen ingaat en wat stof aandraagt voor discussie. Je moet je familielid, de koerier, met de verschuldigde eerbied vragen om mijn spullen snel en met de meeste zorg te brengen; hij staat namelijk nogal op zijn ponteneur. Wat zijn loon betreft, daar zal ik voor zorgen. Als jij iets wilt of iets nodig hebt, laat het mij dan weten. Ik heb altijd wel een of twee kronen voor Willem. Je ziet dat ik al aardig Fransman word! Maar alle scherts terzijde, over de bisschop van UtrechtGa naar voetnoot6. ben ik wat minder enthousiast. Ik begrijp dat de man een armoedzaaier is. Zorg dat ik ervan op de hoogte blijf, hoe jouw leven verloopt, wat mijn broer doet en wat Cornelis, Servaas en de overigen uitspoken. Schrijf uitvoerig en accuraat en zorg ervoor dat je altijd een brief klaar hebt tegen de tijd dat een koerier zich aandient. Bost schrijft dat hij een brief heeft ontvangen van Cornelis, die naar jouw gedichten vraagt. Ik begrijp dat hij over mij niet gerept heeft. Ik denk dat Cornelis enigszins geïrriteerd is; hij heeft me helemaal niet meer geschreven en ik vraag me af wat er aan de hand is. Ik houd van de man, zolang hij van jou houdt, want over mezelf maak ik me niet druk. Schrijf me wat je ontvangen | |
[pagina 178]
| |
hebt, want ik heb je vijftien exemplaren van je gedichten gestuurd met een lange brief, die ik deels vóór mijn ziekte, deels toen ik al weer hersteld was, heb geschreven. Van de bisschop van Kamerijk ontvang ik niets. Vaarwel. Parijs [1499] |
|